Een terugkerend mantra in het bestuursrecht is de roep om finale geschilbeslechting door de rechter. De rechter heeft in de afgelopen jaren hiervoor verschillende instrumenten gekregen. Met de recente aanpassing van de Awb is zelfs in de wet opgenomen: “De bestuursrechter beslecht het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief.“

De Afdeling laat echter zien dat het niet altijd tot finale geschilbeslechting komt. In een uitspraak van 4 september 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1007) wijst de Afdeling uitdrukkelijke verzoeken van de hand om i) de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, dan wel ii) een tussenuitspraak te doen en het nieuw te nemen besluit mee te nemen in de einduitspraak.

De casus

Wat was er aan de hand? De raad van de gemeente Alblasserdam heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor een gebied waarin ook een bouwmarkt en tuincentrum (‘bouwmarkt’) is gevestigd. Met het bestemmingsplan wordt de oppervlakte van deze bouwmarkt vergroot. Daar kunnen appellanten – voornamelijk andere bouwmarkten uit de omgeving – zich niet in vinden. Zij betogen dat met het bestemmingsplan ten onrechte een grote uitbreiding van de bouwmarkt mogelijk wordt maakt. De raad zegt dat de opgenomen uitbreiding gelijk is aan een al eerder verleende omgevingsvergunning vooruitlopend op het bestemmingsplan. De Afdeling volgt de stelling van de appellanten en overweegt dat met het bestemmingsplan meer oppervlak voor de bouwmarkt wordt toegestaan dan voorheen. Vervolgens kijkt de Afdeling of deze uitbreiding mag. Daarbij is van belang dat op grond van de provinciale Verordening Ruimte bij een dergelijke uitbreiding het Regionaal Economisch Overleg (‘REO’) om advies moet worden gevraagd. Dat heeft de raad niet gedaan. Het bestemmingsplan is daarom in strijd met de provinciale Verordening Ruimte vastgesteld. De Afdeling vernietigd het besluit van de raad dat ziet op het plandeel voor de bouwmarkt.

Verzoek partijen finale geschilbeslechting

Waarschijnlijk voelde de betreffende bouwmarkt, die als partij aan de procedure meedeed, de bui al hangen. De bouwmarkt heeft expliciet aan de Afdeling gevraagd om ondanks een vernietiging van het besluit, de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Dat betekent dat de Afdeling wel zegt dat het besluit onjuist is, maar daar geen gevolgen aan verbindt omdat de Afdeling het besluit om andere redenen wel toelaatbaar acht. Dat kan bijvoorbeeld als er gedurende een beroepsprocedure alsnog een nieuwe goede motivering wordt gegeven voor een bestreden besluit. Het had in de onderhavige zaak kunnen worden toegepast als het REO alsnog tijdig een positief advies had gegeven. Helaas voor de bouwmarkt was er echter nog geen advies van het REO. De Afdeling kan daarom de rechtsgevolgen niet in stand laten.
De raad heeft een andere troefkaart getrokken. De raad heeft de Afdeling verzocht om de zogenoemde bestuurlijke lus toe te passen. Daarmee kan de Afdeling in een tussenuitspraak constateren wat het gebrek is aan het besluit, en de raad opdragen om binnen een bepaalde termijn het gebrek te herstellen. Dit herstel, bijvoorbeeld door alsnog het REO om advies te vragen en dit advies aan het besluit ten grondslag te leggen, wordt dan aan de Afdeling verzonden waarna alle partijen hier op mogen reageren. De Afdeling doet dan vervolgens einduitspraak over de herstelde situatie. Het voordeel van de bestuurlijke lus is dat de zaak bij de Afdeling blijft, en er spoedig een definitieve uitspraak kan volgen.
De Afdeling heeft echter in deze uitspraak geoordeeld dat een bestuurlijke lus niet kan bijdragen aan tijdswinst, en wijst het verzoek van de raad af. Een uitgebreidere motivering wordt niet door de Afdeling gegeven.

Beoordeling

Zijn partijen nu beter af zonder toepassing van de bestuurlijke lus, of een andere vorm van finale geschilbeslechting? Gelet op de wens van de wetgever om een geschil zo veel mogelijk definitief te beslissen – wat voor nieuwe geschillen, waar de onderhavige casus nog niet onder valt, zelfs uitdrukkelijk in de wet is opgenomen – acht ik de werkwijze van de Afdeling niet de beste oplossing. Deze werkwijze is echter wel in lijn met de vaste jurisprudentie dat het aan de rechter zelf is om te beslissen of de bestuurlijke lus wordt toegepast. Wel dient bij een uitdrukkelijk verzoek van partijen een afwijzing te worden gemotiveerd.
De Afdeling maakt wel gebruik van haar bevoegdheden om in de uitspraak naast de vernietiging van het besluit, de raad ook op te dragen binnen dertien weken een nieuw besluit te nemen. Bij de voorbereiding van dat nieuwe besluit kan de raad de openbare voorbereidingsprocedure met het ter inzage leggen van een ontwerpbesluit voor zienswijzen achterwege laten.
Vanwege de korte termijn van dertien weken die de Afdeling de raad geeft voor een nieuw besluit zullen de feitelijke gevolgen van het niet toepassen van de bestuurlijke lus kunnen meevallen, als het nieuwe besluit tegemoet komt aan de belangen van alle betrokken partijen en er geen beroep meer wordt ingesteld. Dat is echter vaak een onmogelijke opgave als het gaat om tegengestelde belangen van een bouwmarkt die wenst uit te breiden, en concurrenten die dat willen tegenhouden. Bij een nieuw beroep tegen het nieuwe besluit zal hoe dan ook het rondje bij de Afdeling moeten worden doorlopen van een beroepschrift, verweerschrift, het dossier voor compleet beoordelen door de betrokken ambtenaren van de Afdeling en vervolgens het inplannen van een zitting. De praktijk leert dat daar al snel vele maanden mee zijn gemoeid.
Met een tussenuitspraak gaat dat in de praktijk een stuk sneller, niet in de laatste plaats omdat de zaak nog op de lijst van ‘in behandeling zijnde zaken’ bij de Afdeling staat, en de Afdeling er een groot belang bij heeft dat de doorlooptijden niet te lang worden. Sla het jaarverslag van de Raad van State er maar op na om te zien hoeveel aandacht wordt gelegd op een snelle geschilbeslechting.
Deze zaak is met de uitspraak van 4 september 2013 voorlopig van de lijst met zaken van de Afdeling af. De tijd zal leren of de raad een ieder tevreden kan stellen en de zaak niet weer bij de Afdeling terugkeert.

PS: een uitspraak heeft vaak meer interessante elementen. In deze uitspraak zag de inhoudelijke beoordeling op de toepasselijkheid van de regels in de provinciale Verordening Ruimte bij uitbreiding van perifere detailhandel. De onderhavige bouwmarkt valt onder perifere detailhandel en er diende om die reden, naast het genoemde vragen van advies aan het REO, ook een distributieplanologisch onderzoek (‘dpo’) te worden uitgevoerd. Voor een positief besluit moet uit het dpo blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur.
Voor een overzicht van het wat en hoe met dpo’s en de invloed op ruimtelijke besluitvorming verwijs ik naar de annotatie van Jan van Oosten en Tijn Kortmann in het tijdschrift De Gemeentestem bij een uitspraak van de Afdeling van 5 december 2012. Ik voeg daaraan toe dat recent de Afdeling nog tot een nuancering is gekomen wat onder het begrip ‘duurzame ontwrichting’ moet worden gevat (ABRvS 18 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1192):
“Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) met betrekking tot de situatie waarin het niet ging om dagelijkse boodschappen die in een supermarkt worden gedaan, maar om niet-dagelijkse inkopen, heeft de Afdeling beoordeeld of de inwoners van het verzorgingsgebied, na realisatie van de voorzieningen, op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun geregelde inkopen kunnen doen. De Afdeling ziet aanleiding om, anders dan in voornoemde uitspraken, voor de beoordeling van de vraag of gevreesd moet worden voor een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau vanaf heden doorslaggevend te achten of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften.“

Binnenkort meer over deze jurisprudentieontwikkeling in het blogbericht van Jan van Oosten.