Click here to view the image
Op 20 april jl. oordeelde de Rechtbank Amsterdam dat de reclame hiernaast geen inbreuk maakt op de Benelux merken van winkelketen Blokker en ook geen onrechtmatige daad oplevert.
Cursus aanbieder SRM publiceerde de advertentie “HOT or NOT” in een nationale krant en promootte daarbij haar online marketing-cursussen met de slogan “veel seniors weten te weinig van online marketing af”. Blokker werd als “NOT” bestempeld in de afbeelding daarboven, tezamen met acht andere ondernemingen waarvan sommige reeds failliet waren.
Blokker beriep zich op artikel 2.20 lid 1 sub d van het BVIE en stelde dat de advertentie afbreuk deed aan de reputatie van haar merken. Hoewel volgens de Rechtbank de kwalificatie “NOT” in het algemeen inderdaad als negatief moet worden opgevat, werd geoordeeld dat Blokker geen verandering in het economisch gedrag van de gemiddelde consument had bewezen en om die reden niet voldoende bewijs had geleverd van de gestelde reputatieafbreuk. In dat kader achtte de Rechtbank ook relevant dat de consument door middel van verschillende publicaties in de nationale kranten al zou weten dat Blokker ondermaats presteerde in online verkoop.
Het criterium van verandering in het economisch gedrag wordt normaliter niet gelinkt aan de reputatieafbreuk van artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE en lijkt af te stammen van de veel becommentarieerde Intel-uitspraak van het Hof van Justitie. Het criterium zorgt inderdaad voor een erg hoge bewijslast voor Blokker (en merkhouders in het algemeen). Het valt dan ook te betwijfelen of dit criterium als onafhankelijk criterium dient te gelden bij de reputatieafbreuk.
Wellicht dat Blokker een beter resultaat had bereikt indien zij ook het ongerechtvaardigd voordeel trekken uit het onderscheidend vermogen en de reputatie van haar merken had ingeroepen. Volgens de uitspraak L’Oreal / Bellure van het Hof van Justitie geldt de verandering van economisch gedrag daar namelijk niet als afzonderlijk vereiste.
Bovendien lijkt de Rechtbank de onderbouwing door SRM van de “NOT”-kwalificatie met zogenaamde algemene kennis wel erg eenvoudig te accepteren, met name in vergelijking met de strenge eisen die aan vergelijkende reclame worden gesteld. Als een concurrent de merken van Blokker zou hebben gebruikt, zou deze concurrent een directe en objectieve onderbouwing van haar vergelijking hebben moeten geven in de advertentie zelf, tezamen met een verwijzing naar het daarover verrichte onderzoek. De advertentie van SRM daarentegen, heeft de “NOT”-classificatie op geen enkele wijze onderbouwd. Dit verschil in bewijslast en criteria is niet gemakkelijk te rechtvaardigen, aangezien ook SRM – ook al is dit geen directe concurrente van Blokker – duidelijk gebruik maakte van de verschillende merken om haar eigen diensten te promoten. Naar mijn mening had de Rechtbank meer aandacht kunnen schenken aan het commerciële karakter van de uiting in het licht van het vrijheid van meningsuiting-verweer van SRM.
Tenslotte is ook interessant dat Blokker volgens de Rechtbank belang bleef houden bij al haar vorderingen, ondanks dat door SRM een onthoudingsverklaring was afgegeven voor één van de drie ingeroepen merken.
Tip voor u: de rechtspraak ten aanzien van gebruik van andermans merken in advertenties blijft uiteenlopen en is zeer casuïstisch.