Volgens de wet is een geldschuld een brengschuld. Wanneer er sprake is van girale betaling naar aanleiding van een ontvangen factuur, geldt de bank van de schuldeiser als de aangewezen plaats van betaling. De girale betaling vindt plaats op het moment waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd. De verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van een rechtsgeldige betaling ligt derhalve bij de schuldenaar. In de hierna te bespreken zaak stelde de schuldeiser vast dat haar rekening niet werd betaald ten gevolge van het feit dat de schuldenaar een valse factuur had ontvangen waarop een ander rekeningnummer stond vermeld dan het rekeningnummer van de schuldeiser. De schuldenaar had inmiddels het verschuldigde bedrag betaald op het in de valse factuur vermelde rekeningnummer. De schuldenaar weigerde ten tweede male –  op de juiste rekening – te betalen en de schuldenaar vorderde daarop een verklaring voor recht dat de eerdere betaling niet bevrijdend jegens haar was.

In de zaak die leidde tot het vonnis d.d. 30 december 2015 van de Rechtbank Oost-Brabant (Heijmans Civiel B.V. / Waterschap De Dommel) had de rechtbank te beoordelen of betaling door het Waterschap van EUR 433.182,40 naar aanleiding van een factuur van Heijmans bevrijdend was geschied, nu de betaling de rekening van Heijmans nimmer had bereikt, doch wel de rekening van een derde die de originele factuur van Heijmans kennelijk had onderschept en verwisseld met een valse factuur waarop het rekeningnummer van de fraudeur stond vermeld. Hoe vaak dergelijke factuurfraude in Nederland voorkomt is onbekend, doch met de beschikbare grafische technieken moet het zelfs voor een beginnende crimineel niet moeilijk zijn om in de post facturen te onderscheppen en die te vervangen - door uitsluitend voor wat betreft het rekeningnummer -aangepaste facturen die  bedrieglijk echt lijken. Wanneer bij de financiële administratie van de debiteur onvoldoende wordt opgelet kan zelfs wanneer het de boekhouding is opgevallen dat een afwijkend rekeningnummer van de crediteur verschijnt, toch betaling naar die verkeerde rekening geschieden.

Feiten
Heijmans en het Waterschap hebben een Aannemingsovereenkomst gesloten uit hoofde waarvan Heijmans op 4 december 2014 een factuur aan het Waterschap heeft verzonden voor een bedrag van EUR 433.182,40 inclusief BTW. De betreffende factuur had betrekking op een termijn van de aanneemsom. Na onderzoek – gestart nadat Heijmans vaststelde dat betaling van de factuur op haar rekening was uitgebleven – hebben partijen geconstateerd dat het Waterschap op 8 december 2014 een andere factuur heeft ontvangen dan Heijmans op 4 december 2014 heeft verzonden. Kennelijk zijn partijen slachtoffer geworden van factuurfraude, waarbij een derde heeft bewerkstelligd dat een door Heijmans verzonden factuur (hierna: “de echte factuur”) is verwisseld met een andere factuur (hierna: “de valse factuur”). Op de echte factuur is het juiste rekeningnummer van Heijmans vermeld en op de valse factuur een ander rekeningnummer van een – vooralsnog voor partijen onbekende – derde. Het Waterschap heeft op 24 december 2014 betaald op de rekening, die stond vermeld op de valse factuur. De betaling vond plaats door overmaking van het gefactureerde bedrag van de rekening van het Waterschap bij de Nederlandse Waterschapsbank naar de op de valse factuur vermelde rekening van de derde bij ING Bank.

Heijmans vordert van de rechtbank een Verklaring voor Recht dat de factuur van 4 december 2014 voor een bedrag van EUR 433.182,40 niet bevrijdend door het Waterschap is betaald en bovendien vordert zij veroordeling van het Waterschap tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heijmans te voldoen het vorenbedoelde bedrag, nog vermeerderd met de wettelijke handelsrente en kosten. Het Waterschap voert verweer en op dit verweer wordt hierna door de rechtbank ingegaan.

De beoordeling

Anders dan partijen is de rechtbank van oordeel dat het geschil niet kan worden geplaatst in de sleutel van art. 6:34, eerste lid, BW, dat luidt:

“De schuldenaar die heeft betaald aan iemand die niet bevoegd was de betaling te ontvangen, kan aan degene aan wie betaald moest worden, tegenwerpen dat hij bevrijdend heeft betaald, indien hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat de ontvanger der betaling als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was of dat uit anderen  hoofde aan hem moest worden betaald.”

Om de bescherming van art. 6:34, lid 1 BW te kunnen inroepen moet de schuldenaar de persoon aan wie hij betaalde ofwel hebben gehouden voor zijn schuldeiser ofwel voor iemand aan wie hij uit anderen hoofde moest betalen. In deze categorie van personen valt niet degene die door de schuldenaar ten onrechte als gevolmachtigde van de schuldeiser wordt beschouwd. Een gevolmachtigde is naast de schuldeiser bevoegd de betaling te ontvangen en is derhalve niet iemand aan wie moest worden betaald in de zin van art. 6:34, lid 1, BW.

Artikel 34 heeft betrekking op de situatie dat is betaald aan een andere (rechts)persoon dan de schuldeiser. Die situatie doet zich hier niet voor. Het Waterschap meende immers niet te betalen aan een ander dan Heijmans, maar meende dat het onjuiste rekeningnummer aan Heijmans toebehoorde. Anders gezegd: het Waterschap meende niet dat het betrokken rekeningnummer toebehoorde aan iemand die bevoegd was om de betaling namens Heijmans in ontvangst te nemen. Daarom is geen ruimte voor toepassing van art. 6:34, lid 1, BW.

De vraag die de rechtbank wel meende te moeten beantwoorden is of het Waterschap redelijkerwijs ervan mocht uitgaan dat moest worden betaald op het in de valse factuur vermelde rekeningnummer, in die zin dat betaling op dat rekeningnummer jegens Heijmans bevrijdend zou zijn. De rechtbank komt tot het oordeel dat het Waterschap hiervan niet mocht uitgaan, nu het hiervoor reeds weergegeven samenstel van regels de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van een rechtsgeldige betaling van de factuur bij het Waterschap legde en niet bij de ontvanger van de betaling. Bovendien had Heijmans gefactureerd overeenkomstig de eisen die de Aannemingsovereenkomst – op initiatief van het Waterschap opgesteld – daaraan stelde, namelijk door toezending van een schriftelijke factuur. Binnen het Waterschap is geconstateerd dat op de onderhavige factuur alsmede een tweetal daaraan voorafgaande facturen (die het Waterschap niet heeft voldaan om redenen die er hier verder niet toe doen) een ander rekeningnummer was vermeld dan op eerdere facturen. Het Waterschap heeft daar niet bij Heijmans naar geïnformeerd. Kortom: (a) in beginsel rust het risico op de schuldenaar dat het geld bij de schuldeiser terechtkomt; (b) Heijmans heeft conform overeenkomst gefactureerd en ook overigens niets gedaan wat de verantwoordelijkheid voor de betaling op het onjuiste rekeningnummer bij haar zou kunnen leggen; en (c) het Waterschap heeft geconstateerd dat een ander rekeningnummer werd gevoerd, maar heeft daar geen actie op ondernomen jegens Heijmans. Onder deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien komt de omstandigheid dat de betaling op het verkeerde rekeningnummer heeft plaatsgevonden voor rekening en risico van het Waterschap. Het Waterschap heeft  – voor het geval de rechtbank van oordeel mocht zijn dat geen bevrijdende betaling heeft plaatsgevonden – als subsidiair verweer nog aangevoerd dat integrale betaling door haar van de betrokken factuur naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechtbank gaat hierin niet mee omdat door het Waterschap geen feiten en omstandigheden zijn gesteld die nakoming van de Overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zouden maken, aangezien uit de gegeven feiten en omstandigheden juist volgt dat wat is gebeurd voor rekening en risico van het Waterschap dient te komen.

De beslissing
De rechtbank verklaart voor recht dat de factuur van Heijmans van 4 december 2014 niet bevrijdend door het Waterschap is betaald en veroordeelt het Waterschap om aan Heijmans het bedrag van EUR 433.182,40 te betalen.

Commentaar
De wijze waarop de rechtbank tot dit eindoordeel is gekomen lijkt mij juist. Hoezeer het Waterschap ook te goeder trouw gehandeld moge hebben bij het verrichten van de betaling naar het op de valse factuur vermelde rekeningnummer, het risico van deze betaling aan een ander dan de schuldeiser moet bij één der partijen worden neergelegd. Nu Heijmans geheel in overeenstemming met de Aannemingsovereenkomst had gefactureerd, terwijl onderzoek bij het Waterschap naar de vermelding van het valse rekeningnummer kennelijk achterwege is gebleven, komt het redelijk voor dat het Waterschap het risico van deze betaling draagt. Het Waterschap kan proberen verhaal te halen op de frauderende derde, doch ongetwijfeld zal het door de fraudeur ontvangen bedrag snel verder zijn overgeboekt naar een andere (buitenlandse) rekening. Het Waterschap kan een dergelijke verhaalsactie baseren op een jegens haar gepleegde onrechtmatige daad. De banken bieden online pakketten voor zakelijk bankieren, waarbij ook de namen en rekeningnummers van crediteuren kunnen worden opgeslagen. Het blijft zaak dat inkomende facturen – bij voorkeur door vier ogen – worden gecontroleerd, voordat zij ter autorisatie in betaling worden gezet. Wanneer een dergelijke controle in dit geval zou zijn uitgevoerd, is het niet onaannemelijk te veronderstellen dat door het Waterschap verder onderzoek zou zijn verricht omdat het op de valse factuur vermelde rekeningnummer niet overeenstemde met het in de Aannemingsovereenkomst genoemde rekeningnummer. Valse facturen kunnen op verschillende manieren bij de ondernemer in de brievenbus terechtkomen. Het kan gaan om facturen voor niet-geleverde prestaties, doch ook om facturen voor wel geleverde prestaties, doch waar het essentiële bankrekeningnummer is veranderd.