Na jarenlange onduidelijkheid heeft de Hoge Raad op 3 juni 2016 geoordeeld dat op goederen die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd een geldig pandrecht kan worden gevestigd. Dit is goed nieuws voor ondernemers.

In zijn arrest Rabobank/Reuser van 3 juni jl. (HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1046) oordeelt de Hoge Raad dat een koper van een onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaak een rechtsgeldig pandrecht kan vestigen op zijn voorwaardelijk eigendomsrecht. Dat voorwaardelijk eigendomsrecht kan volgens de Hoge Raad na faillissement van de koper door betaling aan de verkoper uitgroeien tot een volwaardig eigendomsrecht op die zaken. Het gevolg van de betaling aan de verkoper is dat de zaken aan de pandhouder toekomen (en niet in de boedel vallen), omdat een rechtsgeldig pandrecht is gevestigd op die zaken. Voorheen werd aangenomen dat in dat geval geen rechtsgeldig pandrecht meer gevestigd kon worden wegens beschikkingsonbevoegdheid van de pandgever en de zaken in de boedel vielen.

Wat is een eigendomsvoorbehoud?

Goederen kunnen worden verkocht en geleverd terwijl de koopprijs geheel of gedeeltelijk pas later wordt betaald door de koper. In dat geval kan de verkoper, in de koopovereenkomst of in de algemene voorwaarden, bedingen dat de goederen onder eigendomsvoorbehoud worden geleverd. Dit houdt in dat de goederen in eigendom blijven van de verkoper. Het eigendomsvoorbehoud beschermt dus de verkoper. Als de koper failliet gaat, kan de verkoper de goederen revindiceren.

Wat is een pandrecht?

Geldverstrekkers vragen veelal de ondernemer een pandrecht te vestigen ter zekerheid voor de terugbetaling van de lening. Een (stil) pandrecht kan worden gegeven / gevestigd op bijvoorbeeld inventaris, voorraden maar ook op intellectuele eigendomsrechten (IE-rechten). De ondernemer kan de inventaris, de voorraden en de IE-rechten gewoon gebruiken, maar als hij niet aan zijn betalingsverplichtingen jegens de financier kan voldoen dan kan de financier bij voorrang boven andere schuldeisers de verpande goederen te gelde maken door die te verkopen.

De casus

De casus is als volgt. Rabobank heeft een pandrecht gevestigd op goederen die onder eigendomsvoorbehoud waren geleverd aan Kwekerij Revadap B.V. (hierna: “Revadap”). Op enig moment wordt Revadap in staat van faillissement verklaard en voldoet Rabobank ná de faillissementsuitspraak de vordering van de leverancier die de goederen onder eigendomsvoorbehoud had geleverd. Door de betaling aan de leverancier is het eigendomsvoorbehoud komen te vervallen en is Revadap eigenaar geworden van die goederen.

De curator maakt vervolgens, na verkoop van de goederen, aanspraak op de opbrengst. Volgens de curator was Revadap niet meer beschikkingsbevoegd wegens haar faillissement, zodat de goederen die eerst onder eigendomsvoorbehoud waren geleverd na voldoening van de koopsom door Rabobank niet meer rechtsgeldig konden worden verpand aan Rabobank. De curator stelt derhalve dat de goederen in de boedel vallen.

Rabobank stelt dat een rechtsgeldig pandrecht is gevestigd op de goederen. Revadap zou volgens Rabobank eigenaar zijn van de onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen onder de opschortende voorwaarde van betaling van de koopsom. Op dit voorwaardelijk eigendomsrecht kan volgens Rabobank ondanks het faillissement van Revadap een rechtsgeldig pandrecht gevestigd worden. Door de vordering van de leverancier te voldoen zou Rabobank een pandrecht hebben gekregen op die goederen. De beschikkingsonbevoegdheid van Revadap zou daar niet aan in de weg staan, omdat alle leveringshandelingen reeds voor de faillissementsuitspraak zouden zijn verricht.

De Hoge Raad volgt het betoog van Rabobank. De Hoge Raad meent dat de wetgever heeft bedoeld dat de levering onder eigendomsvoorbehoud een levering is onder opschortende voorwaarde, waarbij de levering reeds is voltooid op het moment dat Revadap de goederen in haar macht kreeg. Nu Revadap de goederen vóór de faillissementsuitspraak in haar macht heeft gekregen is het pandrecht op het voorwaardelijk eigendomsrecht reeds voor de faillissementsuitspraak gevestigd. Voldoening van de koopsom heeft daarom volgens de Hoge Raad tot gevolg dat het pandrecht van Rabobank op het voorwaardelijk eigendomsrecht uitgegroeid is tot een pandrecht op de volle eigendom van de eerst onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen.

Conclusie

De uitspraak van de Hoge Raad is gunstig voor ondernemers die een financieringsbehoefte hebben. Banken en andere investeerders weten nu zeker dat zij hun pandrechten kunnen uitwinnen op goederen die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd en zijn wellicht eerder bereid om te voorzien in die financieringsbehoefte.

Curatoren zullen minder blij zijn met de uitspraak van de Hoge Raad. De onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen vallen immers na voldoening van de koopsom niet langer in de boedel.