De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een tussenuitspraak gedaan over een omgevingsvergunning voor een grootschalig zonnepark bij Sappemeer in de gemeente Midden-Groningen. Het college moet beter onderbouwen waarom de ruimtelijke gevolgen van het zonnepark voor omwonenden aanvaardbaar zijn. De huidige motivering, namelijk dat glastuinbouw was toegestaan en het zonnepark daarop geen grote inbreuk maakt, acht de Afdeling onvoldoende.
Grondgebonden zonneparken moeten een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het behalen van de duurzaamheidsdoelstellingen en staan ook vol in de media in de aandacht vanwege vragen over de gevolgen voor de omgeving en het grondgebruik. Met de door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Midden-Groningen verleende omgevingsvergunning moet één van de (tot nog toe) grootste zonneparken van heel Nederland mogelijk worden gemaakt.
Vernietiging door de rechtbank: geen vvgb en niet gekeken naar cumulatieve gevolgen
Voordat wij ingegaan op de uitspraak van de Afdeling zelf, gaan we eerst kort in op de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank vernietigde de omgevingsvergunning , onder meer omdat de vereiste verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad (“vvgb”) ontbrak De gemeenteraad had beoogd de vergunning onder te brengen in een categorie van gevallen waarvoor geen vvgb was vereist, maar het besluit waarbij deze categorieën werden vastgesteld, was volgens de rechtbank niet op juiste wijze gepubliceerd en daarom niet in werking getreden. Verder oordeelde de rechtbank dat het college de cumulatie van gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden niet kenbaar bij de beoordeling had betrokken.
De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank en laat daarom de vernietiging van de omgevingsvergunning in stand. Vervolgens moet de Afdeling beoordelen of een nieuw besluit, genomen ter reparatie van het vernietigde besluit, wel stand kan houden. In ieder geval zijn de twee eerdere gebreken geheeld: er is nu wel een vvgb en de motivering over de cumulatieve gevolgen houdt stand.
De omgevingsvergunning: geen grote inbreuk op het bestaande planologische regime?
Diverse omwonenden brengen bij de Afdeling tegen het nieuwe besluit naar voren dat het college volgens hen bij de belangenafweging is uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat in de bestaande situatie op vrijwel de gehele locatie al glastuinbouw is toegestaan, waardoor de ruimtelijke gevolgen van het zonnepark beperkt zouden zijn. De Afdeling volgt omwonenden hierin.
De Afdeling oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat het zonnepark “geen grote inbreuk op het planologische regime” zou maken. De mogelijkheid om een wijzigingsplan voor de gehele locatie vast te stellen waardoor glastuinbouw mogelijk zou worden, wordt namelijk beperkt door bepalingen uit de planregels en de Omgevingsverordening van de Provincie Groningen (“Omgevingsverordening”). Het college heeft hiermee geen rekening gehouden. Dat er op de gehele locatie van het zonnepark al glastuinbouw mogelijk zou zijn, waardoor de ruimtelijke gevolgen van het zonnepark beperkt zouden blijven, staat daarom verre van vast. Het college moet daarom van de Afdeling opnieuw motiveren waarom de nadelige effecten van het zonnepark voor omwonenden aanvaardbaar zijn.
Waarmee moet het college aan de slag?
De overstap naar meer duurzame energie is momenteel een hot topic. De Rijksoverheid wil in 2050 bijna geen uitstoot van broeikasgassen zoals CO2 meer en beoogt op diverse manieren een duurzame energievoorziening te bereiken. Grootschalige zonneparken zijn hierbij van cruciaal belang. De komst van deze parken is daarom onvermijdelijk. Door heel Nederland zijn projecten in ontwikkeling waarbij zonneparken gerealiseerd zullen worden. Het park bij Sappemeer is met 117 hectare aan zonnepanelen één van de grootsten.
De belangen die gemoeid zijn met deze ontwikkelingen kunnen echter conflicteren met de belangen van bijvoorbeeld omwonenden, die vrezen voor aantasting van hun woonomgeving en uitzicht, en boeren, die bang zijn dat zonneparken ten koste gaan van grote stukken landbouwgrond. Om die reden bevreemdt het niet dat provincies kaders geven voor de komst van zonneparken en dat gemeenten een deugdelijke afweging van de betrokken belangen moeten maken bij de afgifte van een omgevingsvergunning voor een zonnepark. Gemeenten moeten daarbij uiteraard, en zoals blijkt uit deze uitspraak van de Afdeling, een dragende motivering geven waarom zonneparken geen grote inbreuk op het bestaande planologische regime maken.
De provincie Groningen heeft in de Omgevingsverordening ook regels opgenomen voor realisatie van zonneparken. Uitgangspunt is dat bestemmingsplannen in de provincie niet voorzien in de plaatsing van een zonnepark. Onder voorwaarden is het mogelijk om bij omgevingsvergunning af te wijken van dit verbod. Een voorwaarde is om de omgevingsvergunning te beperken tot een looptijd van maximaal 30 jaar. Deze bepaling is opgenomen om definitieve plaatsing van zonneparken tegen te gaan. De Omgevingsverordening beoogt daarmee te voorkomen dat locaties die geschikt zijn als woongebied of bedrijventerrein definitief door zonneparken worden verdrongen.
Wat moet het college nu gaan doen? Voor de buitenplanse afwijking van een bestemmingsplan onder artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º van de Wabo, moet gemotiveerd worden dat de omgevingsvergunningsaanvraag voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en moeten de betrokken belangen zorgvuldig zijn afgewogen. Het college heeft daarbij beleidsruimte. Daarbij kan het bestaande planologische regime wel van belang zijn voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een verandering, zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 13 juni 2018 en 25 april 2018. Dit is echter een geheel andere situatie dan wanneer sprake is van het opnieuw bestemmen van bestaand legaal gebruik: dat moet in principe opnieuw positief bestemd worden. Aangezien met het zonnepark sprake is van een verandering van het planologisch regime, moet het college nogmaals bezien en deugdelijk motiveren of de belangen die gemoeid zijn met de realisatie van het zonnepark om de doelstellingen voor duurzame energie te halen opwegen tegen het belang van omwonenden bij het behoud van hun woonomgeving en uitzicht. Indien de ruimtelijke gevolgen van het zonnepark voor omwonenden aanvaardbaar worden geacht, kan de realisatie van het zonnepark in Midden-Groningen dan alsnog doorgang vinden.