CIVIEL

Beoordelingskader art. 6:170 BW bij uit- en inleenconstructies

JMV levert veiligheidsdiensten aan BAM, die op haar beurt spooronderhoud verricht voor ProRail. JMV leent voor haar diensten ‘WTB-ers’ in. Tijdens het werk raakt een wissel beschadigd. BAM vergoedt de schade aan ProRail en spreekt vervolgens JMV aan ex art. 6:170 BW wegens gevaarzettend handelen van de WTB-er. De HR oordeelt dat in beginsel aan de daarbij geldende ondergeschiktheidseis is voldaan als zeggenschap bestaat over of, en op welke momenten, de ondergeschikte werkzaamheden voor een bepaalde derde moet uitvoeren. De terbeschikkingstelling door JMV van de WTB-er aan BAM is volgens de HR voldoende voor de vereiste kansvergroting.

ECLI:NL:HR:2017:1345

CIVIEL

Aansprakelijkheid contractspartij jegens derde ook mogelijk buiten tekortkoming

In onder meer het arrest Vleesmeesters/Alog heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de belangen van een derde zo nauw kunnen zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van een overeenkomst dat een contractant zijn gedrag mede dient te laten bepalen door de belangen van de derde. De Hoge Raad voegt hier nu aan toe dat voor aansprakelijkheid van de contractant jegens de derde niet mede is vereist dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.

ECLI:NL:HR:2017:1355

CIVIEL

Geen merkbaarheidsonderzoek bij strekkingsbeperking

Agib verkoopt diergeneesmiddelen aan veehouders. Volgens Agib zijn URA-middelen ("Uitsluitend op Recept Afleveren") door besluiten van een vereniging van dierenartsen (KNMvD) en een door haar opgerichte stichting (SGD) enkel nog verkrijgbaar via een ‘geborgde’ dierenarts. Deze besluiten hebben volgens Agib een mededingingsbeperkende strekking (art. 6 Mw). De HR laat het oordeel van het hof dat sprake is van een besluit van een ondernemersvereniging met mededingingsbeperkende strekking in stand. De HR oordeelt voorts dat bij besluiten met een mededingingsbeperkende strekking een afzonderlijk onderzoek naar de merkbaarheid van de mededingingsbeperking niet nodig is.

ECLI:NL:HR:2017:1354

FISCAAL

Voor toepassing 183-dagenregel – belastingverdrag België tellen niet alleen werkdagen mee

Belanghebbende woont in België, houdt alle aandelen in BVBA A en werkt in 2009 minder dan 183 dagen in Nederland. Als niet-werkdagen worden meegeteld, verblijft belanghebbende mogelijk meer dan 183 dagen in Nederland. In geschil is of niet-werkdagen meetellen voor de “183-dagenregel” onder het belastingverdrag met België. Het hof oordeelt dat niet-werkdagen niet meetellen en Nederland daarom geen heffingsrecht heeft. De HR overweegt met inachtneming van het OESO-commentaar uit de tijd van het sluiten van het verdrag dat alle dagen die belanghebbende in Nederland is geweest meetellen. Het aantal dagen verblijf in Nederland moet daarom onderzocht worden. Volgt vernietiging en verwijzing.

ECLI:NL:HR:2017:1326