Geschillen omtrent de opzegging van onbenoemde duurovereenkomsten blijven interessante uitspraken opleveren. Zo heeft de Hoge Raad recentelijk een uitspraak gewezen waaruit volgt dat een onbenoemde duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan niet-opzegbaar kan zijn als partijen dat (aanvankelijk) zo hebben beoogd, ook al hebben ze hun bedoeling niet in een overeenkomst vastgelegd.
De wet kent geen algemene wettelijke regeling voor (opzegging van) duurovereenkomsten. Het uitgangspunt is dat duurovereenkomsten aangegaan voor onbepaalde tijd opzegbaar zijn, ook indien in de overeenkomst hierover niets is opgenomen (ECLI:NL:HR:2011:BQ9854 en HR 4 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, NJ 2013/341). Redelijkheid en billijkheid kunnen bij de beëindiging van een duurovereenkomst verplichten tot het bestaan van een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging of tot inachtneming van een opzegtermijn c.q. betaling van een (schade)vergoeding.
De Hoge Raad heeft recentelijk geoordeeld dat, ondanks het voorgaande, bepaalde duurovereenkomsten naar de bedoeling van partijen ook niet-opzegbaar kunnen zijn. Het ging in deze zaak om de Stichting Gooisch Natuurreservaat, welke stichting is opgericht in 1932 door zes Gooise gemeenten, de provincie Noord-Holland en de gemeente Amsterdam. Deze stichting heeft circa 40 natuurgebieden in eigendom. Volgens de statuten van de stichting dienen de aan deze stichting verbonden gemeenten en de provincie daaraan financieel bij te dragen. De hoogte van de bijdrage is gebaseerd op de verdeelsleutel die daaromtrent in 1992 is vastgelegd in de zogenaamde participatieovereenkomst. Daarin is geen opzeggingsregeling opgenomen. De gemeente Amsterdam heeft uit kostenbesparend oogpunt haar bijdrage op 6 december 2011 opgezegd, waarop de stichting heeft aangevoerd dat dit niet mogelijk is vanwege het ontbreken van een opzeggingsmogelijkheid. De opzegging zou daarnaast in strijd zijn met de bepaling in de statuten van de stichting, waarin een eeuwigdurende bijdrageverplichting was opgenomen.
Daarop heeft de gemeente Amsterdam een procedure jegens de stichting opgestart. Het Gerechtshof was het met de gemeente Amsterdam eens en oordeelde dat de overeenkomst ondanks het ontbreken van een bepaling daarover wel opzegbaar was. Daarbij wees het hof op het beginsel dat ook duurovereenkomsten voor onbepaalde in beginsel opzegbaar zijn.
De Hoge Raad kwam tot een ander oordeel. Volgens de Hoge Raad diende rekening te worden gehouden met de samenhang tussen de participatieovereenkomst en de statutaire bepaling omtrent de eeuwigdurende bijdrageverplichting. Hoewel volgens de Hoge Raad een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst in beginsel opzegbaar is, ook als de wet en de overeenkomst niet voorzien in een opzeggingsregeling, neemt dit niet weg dat een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst niet-opzegbaar kan zijn als dit de bedoeling van partijen is geweest. Wel blijven er in dat geval nog andere mogelijkheden open om van de overeenkomst af te komen. Zo kan de partij die een duurrelatie wil beëindigen zonder dat er aan de zijde van de tegenpartij sprake is van een tekortkoming, onder omstandigheden een beroep doen op beëindiging van de overeenkomst wegens onvoorziene omstandigheden. Ook kan de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de overeenkomst opzegbaar is. Wel liggen de stelplicht en bewijslast (en aldus het procesrisico) in dat geval bij de partij die de duurovereenkomst wil beëindigen.
Om bovenstaande problemen te voorkomen verdient het de voorkeur om bij het aangaan van een (duur)overeenkomst een heldere opzeggingsbepaling op te nemen.