Wie kunt u aanspreken wanneer u zaken heeft gedaan met de vertegenwoordiger van een niet- bestaande B.V. en kan uw wederpartij anders zijn handelingen bekrachtigen?
De Hoge Raad heeft zich op 3 februari 2017 uitgelaten over het geval waarin een partij heeft gehandeld met een persoon die een niet-bestaande B.V. vertegenwoordigde (ook wel het ‘Frère- arrest’). Een dergelijk geval spreekt tot de verbeelding en roept enkele vragen op. Wat is uw positie, wie is aanspreekbaar en kunnen rechtshandelingen worden bekrachtigd waardoor overeenkomsten kunnen worden nagekomen (afgedwongen)? Hieronder zal ik kort op bovenstaande vragen ingaan, maar eerst behandel ik het Frère-arrest.
Het Frère-arrest A sluit een overeenkomst met Frère Vastgoedprojecten B.V. (hierna: ‘Frère’) inzake de verkoop van onroerend goed. Wat A niet weet, is dat op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten een dergelijke B.V. niet bestaat. Sterker nog, zo’n B.V. was niet eens in oprichting. Pas maanden later wordt Frère opgericht. In de oprichtingsakte verklaren de oprichters alle rechtshandelingen waar Frère partij bij was te bekrachtigen. Frère blijft in gebreke en uiteindelijk komt A erachter dat Frère bij het sluiten van de overeenkomst niet bestond. A spreekt diegenen aan die bij het sluiten van de overeenkomst handelden namens Frère (hierna: de ‘verweerders’) alsmede Frère zelf. A stelt namelijk dat Frère bij het sluiten van de overeenkomst niet bestond, waardoor de verweerders zelf als partijen hebben gehandeld. Volgens de Rechtbank en het Hof kan A de verweerders echter niet aanspreken omdat Frère de overeenkomst heeft bekrachtigd. De Hoge Raad gaat een andere richting op en geeft A gelijk. Zou Frère de rechtshandeling juist hebben bekrachtigd, dan zou A de verweerders niet kunnen aanspreken. Om rechtsgeldig te bekrachtigen, moet echter de bekrachtigingsverklaring de wederpartij bereiken. Door de bekrachtiging op te nemen in de oprichtingsakte is niet aan deze eis voldaan en kan A de verweerders aanspreken. Volledigheidshalve merk ik op dat de Hoge Raad bekrachtiging ingevolge artikel 3:69 BW mogelijk acht, maar niet ingevolge artikel 2:203 BW. Laatstgenoemde artikel is van toepassing op een B.V. in oprichting, waar in dit geval geen sprake van was.
Gevolgen van het Frère arrest Is er gehandeld met een niet-bestaande B.V., dan is de eerste vraag of er bekrachtigd is door de B.V. na haar oprichting. Om rechtsgeldig te bekrachtigen, dient een bekrachtigingsverklaring de wederpartij te hebben bereikt. Is dit niet gebeurd, dan zullen degenen die ‘namens’ de B.V. handelden aanspreekbaar zijn op grond van artikel 3:70 BW (zie Chr.M. Stokkermans, ‘Handelen namens een niet-bestaande BV’, WPNR 2017/7147). Is er wel rechtsgeldig bekrachtigd, dan liggen de kaarten anders. Uit de uitspraak van de Hoge Raad kan immers worden afgeleid dat de B.V. nu het enige aanspreekpunt is. Vóór de bekrachtiging heeft de wederpartij van een niet-bestaande B.V. enige vrijheid in de keuze of er wel of niet verder wordt gehandeld met de B.V. Ingevolge artikel 3:69 lid 3 BW kan de wederpartij namelijk vóór de bekrachtiging aangeven dat het de handeling, wegens het ontbreken van een volmacht, als ongeldig ziet. Bekrachtiging kan dan niet meer plaatsvinden en diegenen die namens de (destijds) niet bestaande B.V. hebben gehandeld kunnen worden aangesproken.
Conclusie Is er gehandeld met een niet-bestaande B.V., dan is er in eerste instantie geen reden tot paniek. Voor een eventuele bekrachtiging zijn diegenen die namens de niet-bestaande B.V. hebben gehandeld aan te spreken. Is er bekrachtigd, dan is de B.V. het enige aanspreekpunt. Beweert een B.V. handelingen te hebben bekrachtigd, dan moet worden nagegaan of een daartoe strekkende verklaring de wederpartij heeft bereikt. Daarnaast heeft de wederpartij vóór de bekrachtiging de keuze of diegene verder wilt met de B.V. of niet. Voordat is bekrachtigd door de B.V. kan zij namelijk aangeven dat zij de handeling als onrechtmatig beschouwt. De B.V. kan in zo’n geval niet meer bekrachtigen.