1. Waarom Sociale Verkiezingen?
In principe worden er om de vier jaar Sociale Verkiezingen georganiseerd met het oog op de oprichting van een Ondernemingsraad en van een Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk.
In principe worden er om de vier jaar Sociale Verkiezingen georganiseerd met het oog op de oprichting van een Ondernemingsraad en van een Comit voor Preventie en Bescherming op het Werk.
De Ondernemingsraad ("OR") is voornamelijk een orgaan dat genformeerd en geconsulteerd wordt op sociaal en economisch vlak. Haar bevoegdheden worden hoofdzakelijk geregeld door de Wet van 20 september 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven, de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden en door het Koninklijk Besluit van 27 november 1973 houdende reglementering van de economische en financile inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraden.
Het Comit voor Preventie en Bescherming op het Werk ("CPBW") is een (consultatie)orgaan dat voornamelijk instaat voor het vrijwaren van de veiligheid van de werknemers tijdens de uitvoering van hun werk. Haar bevoegdheden zijn in hoofdzaak omschreven door de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, door de Codex Welzijn1 en door de Wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs2.
De verkiezingen voor deze twee organen worden tijdens dezelfde periode georganiseerd. De verkiezingsprocedures zijn identiek en lopen samen.
De bepalingen met betrekking tot de oprichting en het functioneren van deze organen zijn van openbare orde3.
Voor de sociale verkiezingen van 2020 werd een wet aangenomen: de wet van 4 april 2019 tot wijziging van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen, de wet van 20 september 1948 betreffende de organisatie van de economie en de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
De wet van 2019 brengt een aantal gedetailleerde wijzigingen aan in deze nota, waaronder wijzigingen van de referentieperiodes, de elektronische procedure en de stemrechten van uitzendkrachten en hun inschrijving op de kiezerslijsten.
2 Wanneer Sociale Verkiezingen?
De Sociale Verkiezingen vinden, in principe, om de vier jaar plaats. De volgende Sociale Verkiezingen zullen plaatsvinden tussen 11 en 24 mei 20204.
1 Onder invloed van Europese ontwikkelingen werd besloten om de Besluiten van de Regent van 1 februari 1946 en 27 september 1947 houdende het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (A.R.A.B), die van oudsher de Belgische reglementering inzake gezondheid en veiligheid van de werknemers bundelde, geleidelijk aan te vervangen door de invoering van de Codex over het welzijn op het werk ("Codex Welzijn"). De Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk ("Welzijnswet") schept een kader waarin de uitvoeringsbesluiten genomen worden. Deze uitvoeringsbesluiten worden thans voor het merendeel gebundeld in de Codex Welzijn.
2 BS 20 januari 2003. 3 Geen enkel akkoord, zelfs niet bekrachtigd door een collectieve arbeidsovereenkomst, kan een werkgever rechtsgeldig
ontslaan van zijn verplichting tot het organiseren van Sociale Verkiezingen (zie Arbrb. Turnhout, 22 februari 1995, A.R. nr. 19.410; Arbrb. Gent, 16 maart 1995, A.R. nr. 117568/95). 4 Artikel 9 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen, zoals gewijzigd door de wet van 4 april 2019.
5
3 Waar Sociale Verkiezingen?
3.1 Principes Het ondernemingshoofd moet het initiatief nemen om een OR en een CPBW op te richten. Het ondernemingshoofd bepaalt in eerste instantie zelf of zijn onderneming alle door de wet gestelde voorwaarden voor de oprichting van deze organen vervult.
Volgens de wet moet er een OR worden ingesteld in alle ondernemingen die gewoonlijk een gemiddelde van ten minste 50 werknemers tewerkstellen (artikel 14 van de Wet van 20 september 1948).
Het cijfer van 50 is evenwel niet meer dan een streefcijfer en in afwijking van artikel 14 van de Wet van 20 september 1948 behoudt de Wet van 4 april 2019 de drempel van 100 werknemers voor de aanstelling van de OR of de vernieuwing van zijn leden, zoals dit reeds het geval was tijdens de vorige Sociale Verkiezingen.
Er moeten dus enkel Sociale Verkiezingen worden georganiseerd voor de oprichting van een OR in de ondernemingen die gewoonlijk een gemiddelde van ten minste 100 werknemers tewerkstellen5.
Niettemin moet er ook een OR opgericht worden in alle ondernemingen waar er bij de vorige verkiezingen een OR werd opgericht of had moeten opgericht worden en op voorwaarde dat de onderneming steeds ten minste 50 werknemers tewerkstelt6.
Evenwel moet er in de ondernemingen, die minder dan 100 werknemers tewerkstellen en waar op basis van voormelde regel een OR moet opgericht worden, niet worden overgegaan tot de verkiezing van de leden. Hun mandaat wordt uitgeoefend door de personeelsafgevaardigden verkozen in het CPBW. Dit betekent evenwel niet dat er maar n orgaan bestaat en dat het CPBW de functies van de OR uitoefent. De twee organen moeten afzonderlijk blijven functioneren conform de bepalingen die op hen toepasselijk zijn7.
Samengevat:
(i) Een OR moet worden opgericht in de ondernemingen die gewoonlijk een gemiddelde van ten minste 100 werknemers tewerkstellen;
(ii) Een OR moet worden opgericht in de ondernemingen waar een OR werd of had moeten worden opgericht tijdens de Sociale Verkiezingen van 2012, voor zover zij nog gewoonlijk een gemiddelde van ten minste 50 werknemers tewerkstellen. Het mandaat van de personeelsafgevaardigden wordt evenwel uitgeoefend door personeelsafgevaardigden in het comit.
Gelijktijdig met de oprichting van een OR, voorziet de Wet dat er een CPBW moet verkozen worden in de ondernemingen die gewoonlijk een gemiddelde van ten minste 50 werknemers tewerkstellen (artikel 49 Wet van 4 augustus 1996).
5 Art. 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen, gewijzigd door de Wet van 2 juni 2015. 6 Art. 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen, gewijzigd door de Wet van 2 juni 2015; Zie
ook advies nr. 732 van de N.A.R.; J. PIRON en P. DENIS, "Les Conseils d'Entreprises et les Comits de Scurit et d'Hygine", F.E.B. 1983; Cass., 4 januari 1980, J.T.T. 1981, 51. 7 Art. 86 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen.
6
3.2 Het begrip onderneming
De verplichting om een OR en een CPBW op te richten rust op de ondernemingen die het gemiddelde aantal werknemers voorgeschreven door de wet gewoonlijk tewerkstellen, ongeacht of deze ondernemingen een industrile of commercile finaliteit hebben of niet8.
Het begrip onderneming wordt in de Wet van 20 september 1948 en in de Wet van 4 augustus 1996 gedefinieerd als "de technische bedrijfseenheid (TBE), bepaald op grond van de economische en de sociale criteria". In geval van twijfel zo stelt de wet, primeren de sociale criteria.
De toepassing van de definitie van de TBE kan dus verschillen al naargelang de omstandigheden voor de OR of het CPBW, in functie van het nagestreefd objectief door de wet9. Het is inderdaad noodzakelijk rekening te houden met de concrete realiteit van de onderneming zodat gedetermineerd kan worden of de TBE anders afgelijnd kan worden voor de OR of voor het CPBW10. Het begrip TBE voor de OR en het CPBW is immers niet noodzakelijk hetzelfde11. Het komt toe aan de vakorganisatie, als eisende partij, om het bewijs te leveren waarom de TBE anders moet worden afgebakend voor de OR dan voor de CPBW12.
Voor de Sociale Verkiezingen dient men dus rekening te houden met de onderneming als TBE en niet met de onderneming als juridische entiteit13.
Concreet betekent dit dat een onderneming als juridische entiteit kan samengesteld zijn uit verschillende TBE's14 en dat het dus mogelijk is dat er verschillende OR's en CPBW's worden opgericht binnen n juridische entiteit.
De autonomie van de TBE moet op twee vlakken onderzocht worden: de economische autonomie en de sociale autonomie. In geval van twijfel over de economische criteria, heeft de wetgever uitdrukkelijk bepaald dat de sociale criteria primeren15. Dit betekent echter niet dat wanneer er geen twijfel bestaat over de economische samenhang, de Arbeidsrechtbank de sociale criteria niet zou moeten onderzoeken16. De rechtspraak heeft zelfs bevestigd dat het volstaat dat er sociale autonomie is om te kunnen spreken van een TBE, ook bij afwezigheid van elke economische autonomie17.
8 Artikel 6, 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen. 9 Arbrb. Turnhout (1e k.) 29 juni 2012, A.R. 12/598/A; Arbrb. Turnhout (1e k.) 6 februari 2012, A.R. 12/82/A; Arbrb. Turnhout
(1e k.) 8 februari 2012, A.R. 12/128/A. 10 Arbrb. Turnhout (1e k.) 6 februari 2012, A.R. nr. 12/82/A. Zie ook m.b.t. de vorige Sociale Verkiezingen: Arbrb. Veurne
(1ste k.) 13 maart 2008, A.R. nr. 08/52; Arbrb. Gent (9de k.) 1 februari 2008, A.R. nr. 08/72; Arbrb. Brussel (25ste k.) 29 januari 2008, A.R. nr. 565/08. 11 Arbrb. Luik (12e k.) 6 februari 2012, A.R. 404079. Tijdens de Sociale Verkiezingen van 2000 was dit onderscheid niet steeds even duidelijk. De reden die ten grondslag ligt aan dit onderscheid is het standpunt van de vakbonden dat efficint sociaal overleg zo nauw mogelijk moet aansluiten bij de realiteit binnen de onderneming. Het beleid over het welzijn en de veiligheid voor werknemers wordt vaak gedecentraliseerd tot op het niveau van een vestiging van een onderneming. Overleg over o.a. arbeidsvoorwaarden daarentegen, kan eerder op centraal niveau georganiseerd worden. 12 Arbrb. Nijvel (1e k.) 10 februari 2012, A.R 12/25/A en 12/34/A. 13 De notie technische bedrijfseenheid primeert. Zie Arbrb. Hasselt (1e k.) 3 februari 2012, A.R. nr. 2120156. 14 Arbrb. Kortrijk (2e k.) 7 maart 2012, A.R. 12/55/A. 15 Art. 14 van de de Wet van 20 september 1948 (voor de ondernemingsraad). Zie ook Arbrb. Hasselt (1e k.) 3 februari 2012, A.R. 2120156; Arbrb. Gent (6de k.) 15 maart 2008, A.R. nr. 08/71; Arbrb. Luik(10de k.) 12 februari 2008, A.R. nr. 372.508. 16 Arbrb. Nijvel (1e k.) 10 februari 2012, A.R. 12/25/A en 12/34/A. 17 Cass. 17 november 1979, R.W. 1979-80, 2600; Arbrb. Turnhout (1e k.) 6 februari 2012, A.R. 12/82/A; Arbrb. Turnhout (1e k.) 8 februari 2012, A.R. 12/128/A; Arbrb. Brussel (33e k.) 10 februari 2012, A.R. 12/775/A; Arbrb. Namen (1e k.) 10 februari 2012, A.R. 12/253/A. Zie ook T. Claeys, "Chronique de jurisprudence les lections sociales 1995", J.T.T. 1996, 452 citerend Arbrb. Charleroi, 14 maart 1995, A.R. nr. 8326/HR; Cass., 22 oktober 1979, Pas. 1980, I, 242.
7
De economische autonomie veronderstelt dat de directie van de exploitatiezetel of van de afdeling redelijk onafhankelijk opereert t.o.v. de hele onderneming als juridische entiteit. Die relatieve onafhankelijkheid wordt versterkt door andere feiten, zoals het feit dat de productieen distributieactiviteiten van de onderneming verschillende technische karakteristieken vertonen.
Volgens de rechtspraak kan de exploitatiezetel als economisch autonoom worden beschouwd van zodra de exploitatiezetel een zekere onafhankelijkheid vertoont ten opzichte van de juridische entiteit.
Dit betekent:
- n boekhouding;
- n administratie;
- eigen briefpapier;
- afzonderlijk informaticasysteem;
- eigen aankoopbeleid.
De sociale autonomie volgt uit de volgende sociale criteria die het toelaten een onderscheid te maken tussen de juridische entiteit en de TBE:
- de professionele, geografische of culturele milieus; - geografische spreiding18; - de gebruikte taal19; - een verschillende bedrijfspolitiek, rekrutering, promotie, vooruitgang,
beloningspolitiek20; - onderscheiden overlegorganen; - verschillende CAO's; - verschillende arbeidsreglementen. Volgens de rechtspraak hoeft de Arbeidsrechtbank zich niet te beperken tot de economische en sociale gegevens die op dag X-35 bestaan21. De rechtbank mag dus rekening houden met toekomstige evoluties, maar enkel als de verwezenlijking ervan zeker is22. Om te vermijden dat het vereiste aantal werknemers niet zou bereikt worden door een (al dan niet artificile) opdeling van de onderneming in meerdere TBE's, heeft de Wet uitdrukkelijk bepaald dat de onderneming er eveneens toe verplicht is een OR op te richten wanneer ze als juridische entiteit ten minste 50/100 werknemers tewerkstelt (afhankelijk
18 Er zal sneller besloten worden tot sociale samenhang wanneer de personeelsleden werkzaam zijn in hetzelfde gebouw. Zie Arbrb. Brussel (22e k.) 1 februari 2012, A.R. 12/496/A. Toch is de geografische spreiding niet steeds even relevant en zal rekening gehouden worden met de bedrijfsactiviteit of de activiteiten van de onderneming. Zie Abrb. Nijvel (1e k.) 10 februari 2012, A.R. 12/25/A en 12/34/A. Zo ook leiden grote afstanden niet altijd tot de conclusie dat er geen sociale samenhang zou zijn. Zie Arbrb. Kortkrijk (2e k.) 14 maart 2012, A.R. 12/867/A.
19 De Arbeidsrechtbank van Brussel heeft het taalgebruik gerelativeerd als criterium: Arbrb. Brussel (25ste k.) 22 februari 2008, A.R. nr. 1085/08. Daarentegen heeft de Arbeidsrechtbank van Gent wel de pertinentie van de gebruikte taal aanvaard: Arbrb. Gent (1ste k.) 11 februari 2008, A.R. nr. 08/165/A. De Arbeidsrechtbank van Brussel heeft in lijn met haar rechtspraak van 2008, ook voor de verkiezingseditie van 2012 het taalgebruik afgewezen als criterium. Zie Arbrb. Brussel (33e k.) 10 februari 2012, A.R. 12/775/A.
20 Bijvoorbeeld een gemeenschappelijk personeels- en HR- beleid. Zie Arbrb. Kortrijk, (afd. Roeselaere, 8e k.) 28 maart 2012, A.R. 12/135/A.
21 Cass. 24 februari 1992, R.W. 1992-93, 560. 22 Arbrb. Brussel (22e k.) 13 februari 2012, A.R. 12/740/A en 12/746/A.
8
of het gaat om de oprichting van een OR of een CPBW) en welke ook het aantal werknemers is dat tewerkgesteld wordt in ieder van haar zetels (artikel 14, 2 a van de Wet van 20 september 1948 en artikel 50, 1 van de Wet van 4 augustus 1996). Tenslotte bepaalt artikel 8 van de Wet van 4 december 2007 dat indien een onderneming als juridische entiteit verscheidene TBE's omvat en n van deze niet aan de norm voldoet van 50 werknemers voor het CPBW en/of 100 werknemers voor de OR, deze TBE (i) ofwel moet toegevoegd worden bij andere TBE's van dezelfde juridische entiteit die evenmin het vereiste aantal werknemers bereiken ofwel moet gevoegd worden (ii) bij een TBE van dezelfde juridische entiteit die het vereiste aantal werknemers heeft bereikt. Daarnaast is het ook mogelijk dat verschillende juridische entiteiten samen n TBE vormen die dan moet overgaan tot de oprichting van een OR, cq. CPBW. Ook hier wordt naar de economische en sociale criteria gekeken met een voorrang voor de sociale criteria. Aldus wordt verhinderd dat een onderneming Sociale Verkiezingen ontwijkt door zich op te splitsen in diverse juridische entiteiten. De wetgever is nog verder gegaan en heeft ter zake een wettelijk vermoeden ingesteld. Verschillende juridische entiteiten worden namelijk vermoed, tot het tegendeel wordt bewezen, n TBE te vormen, indien het bewijs kan worden geleverd: (i) op economisch vlak dat ofwel deze juridische entiteiten deel uitmaken van eenzelfde
economische groep of beheerd worden door eenzelfde persoon of door personen die onderling een economische band hebben23, ofwel deze juridische entiteiten eenzelfde activiteit hebben of activiteiten die op elkaar afgestemd zijn24; (ii) op sociaal vlak dat er elementen bestaan25 die wijzen op een sociale samenhang tussen deze juridische entiteiten, zoals met name een gemeenschap van mensen verzameld in dezelfde gebouwen of in nabije gebouwen, een gemeenschappelijk personeelsbeheer, een gemeenschappelijk personeelsbeleid, een arbeidsreglement of collectieve arbeidsovereenkomsten die gemeenschappelijk zijn of die gelijkaardige bepalingen bevatten26 (artikel 14, 2 b van de Wet van 20 september 1948 en artikel 50, 3 van de Wet van 4 augustus 1996). Deze voorwaarden moeten cumulatief, m.a.w. gelijktijdig, vervuld zijn27.
23 Arbrb. Turnhout (3de k.) 12 februari 2008, A.R. nr. 08/225/A. 24 Arbrb. Antwerpen (1ste k.) 8 februari 2008, A.R. nr. 08/632/A; Arbrb. Antwerpen (1ste k.) 28 juni 2004, A.R. nr. 364.079.
Het volstaat bijgevolg dat n van de wettelijke voorwaarden vervuld zijn. Zie Arbrb. Brussel (22e k.) 1 februari 2012, A.R. 12/491/A. De voorwaarde inzake het economisch luik van het wettelijk vermoeden wordt door de rechtspraak snel vervuld geacht. Zie Arbrb. Brussel (22e k.) 1 februari 2012, A.R. 12/375/A. 25 Arbrb. Hasselt (1e k.) 4 februari 2008, A.R. nr. 2080150. 26 De wettelijke lijst van sociale criteria is niet limitatief. Zie Arbrb. Namen (1e k.) 10 februari 2012, A.R. 12/253/A. 27 Arbrb. Kortrijk (afd. Roeselare, 8e k.) 28 maart 2012, A.R. 12/135/A; Arbrb. Antwerpen (1e k.) 10 februari 2012, A.R. 12/559/A; Arbrb. Dendermonde (afd. Aalst, 2e k.) 13 februari 2012, A.R. 12/159/A.
9
Sinds de Sociale Verkiezingen van 2004 kan dit vermoeden enkel door de werknemers of de organisaties die hen vertegenwoordigen, worden ingeroepen28.
Wanneer het bewijs wordt geleverd van n van de voorwaarden bedoeld in (i)29 en het bewijs van bepaalde elementen bedoeld in (ii), zullen de betrokken juridische entiteiten beschouwd worden als n enkele TBE, behalve indien de werkgever(s) het bewijs lever(t)(en) dat het personeelsbeheer en -beleid geen sociale criteria aan het licht brengen, kenmerkend voor het bestaan van een TBE, zoals hierboven gedefinieerd werd. De rechtbank moet hierbij nagaan of de ingeroepen criteria vervuld zijn tussen alle juridische entiteiten die men wil samenvoegen30.
De bewijslast i.v.m. de afbakening van de technische bedrijfseenheid rust in overeenstemming met het gemeenrechtelijk principe op de eisende partij. Het is dus de vakorganisatie of de werknemer die de bewijslast draagt, hoewel de arbeidsgerechten de nadruk hebben gelegd op de rol van beide procespartijen in dit verband, onverminderd de bevestiging van het principe31.
3.3 Het begrip werknemer Zowel de Wet van 4 augustus 1996 als de Wet van 20 september 1948 bepalen dat men onder werknemers dient te verstaan:
- de personen die tewerkgesteld zijn krachtens een arbeidsovereenkomst of leerovereenkomst;
- de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon en die met deze werknemers zijn gelijkgesteld, bv. personen die voor een beroepsopleiding in de onderneming geplaatst zijn door de gemeenschapsinstellingen en onderzoekers aangeworven door het "Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek" of door de geassocieerde Fondsen. De Wet van 4 december 2007 bevestigt deze gelijkstelling en breidt ze uit tot het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen32.
Bepaalde werknemers worden echter uitgesloten voor de berekening van de tewerkstellingsdrempels33 en dit terwijl deze werknemers, althans wat betreft de eerste twee categorien wel degelijk verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst en ingeschreven
28 De wetgever heeft dit verschil in behandeling tussen de werkgever enerzijds en werknemer anderzijds, gerechtvaardigd door het feit dat de werkgever, die zijn onderneming goed kent, toegang heeft tot alle elementen waarmee hij het vermoeden kan weerleggen. De werknemers en de vakbonden daarentegen kunnen het beheer van de onderneming enkel extern benaderen. Door alleen de werknemers en de vakbonden een beroep op dit vermoeden te laten doen, worden tot op zekere hoogte op voet van gelijkheid gesteld. De wetgever had dit voorkeursregime laten inschrijven in de Wet van 3 mei 2003, BS 16 mei 2003. Deze wet is intussen opgeheven maar het principe werd recentelijk nog bevestigd door de rechtspraak.Arbrb. Charleroi (5de k.) 14 maart 2008, A.R. nr. 08/279/A. Bevestigd door verschillende uitspraken in 2012: Arbrb. Brussel (22e k.) 1 februari 2012, A.R. 12/491/A; Arbrb. Charleroi (5e k) 2 maart 2012, A.R. 12/215/A; Arbrb. Namen (1e k.) 10 februari 2012, A.R. 12/253/A; Arbrb. Brussel (22e k.) 14 februari 2012, A.R. 12/692/A.
29 Arbrb. Antwerpen (1ste k.) 8 februari 2008, A.R. nr. 08/632/A; Arbrb Dendermonde (afd. Sint-Niklaas, 2de k.) 6 maart 2008, A.R. nr. 08/112/A; Arbrb. Hasselt (1ste k.) 4 februari 2008, A.R. nr. 2080150.
30 Arbrb. Antwerpen (1e k.) 10 februari 2012, A.R. 12/559/A. 31 Arbrb. Turnhout (1e k.) 8 februari 2012, A.R. 12/128/A. 32 Art. 4, 8 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 33 Artikel 6 4 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, gewijzigd door art. 3 van de Wet van
2 juni 2015. In tegenstelling tot de gelijkgestelde werknemers, die gelijkgesteld worden voor alle bepalingen betreffende de verkiezingsprocedure, worden de uitgesloten werknemers enkel gelijkgesteld voor wat betreft de berekening van het aantal tewerkgestelde werknemers om te bepalen of een OR en/of CPBW moet worden opgericht.
10
zijn in het personeelsregister. Het gaat meer bepaald om de volgende categorien van werknemers:
- de werknemers die verbonden zijn door een vervangingsovereenkomst gesloten overeenkomstig de bepalingen van artikel 11ter van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten34;
- de uitzendkrachten die een vaste werknemer vervangen van wie de arbeidsovereenkomst tijdelijk geschorst is35.
Het begrip werknemer is bijgevolg ruim en omvat elke persoon die verbonden is met de onderneming krachtens een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst. Worden als dusdanig beschouwd: de arbeiders, de bedienden met inbegrip van de kaderleden en het leidinggevend personeel (alleen het leidinggevend personeel verbonden door een arbeidsovereenkomst wordt als werknemer beschouwd voor de berekening van de drempel tot oprichting van een OR of een CPBW), de handelsvertegenwoordigers, de huisarbeiders, de studenten en de leerlingen.
Er bestaat uitvoerige rechtspraak met betrekking tot de bepaling van de werknemers die in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van de gewoonlijke gemiddelde tewerkstelling.
Zo moeten de studenten36, de gesubsidieerde contractuelen die in dienst zijn van een VZW37, de deeltijdse werknemers38, de uitzendkrachten39, tenminste wanneer zij geen vaste werknemer vervangen wiens arbeidsovereenkomst geschorst is40, de werknemers die afwezig zijn wegens ziekte of ongeval en de werknemers die hun opzeggingstermijn aan het presenteren zijn, in aanmerking worden genomen. Er dient onderstreept te worden dat het aan de eisende partij is om te bewijzen dat de vereiste aantallen bereikt zijn41.
34 Een dergelijke overeenkomst kan gesloten worden om de vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst is geschorst (wegens vakantie, ziekte, zwangerschapsverlof enz.) te verzekeren. De vervangen werknemer telt ondanks de schorsing van de arbeidsovereenkomst wel mee voor de berekening van het gemiddeld aantal tewerkgestelde werknemers; Arbrb. Gent (6de k.) 18 maart 2008, A.R. nr. 08/71.
35 Deze uitzondering is er op gericht om een dubbeltelling bij de gebruikende onderneming te vermijden. Zie: Arbrb. Gent 5 februari 2013, T.G.R., 365; In verband met deze uitzondering zie ook: Arbrb Nijvel, 11 februari 2000, A.R. nr. 168/N/2000; Arbrb Nijvel, 25 februari 2000, A.R. nr. 268/N/2000, Ch. dr. soc, 2001, p. 520; Arbrb Brussel (25ste k.), 11 februari 2008 A.R. nr. 992/08; Arbrb Nijvel 11 februari 2000, A.R. nr. 168/N/2000. De bewijslast dat de uitzendkracht een vaste werknemer vervangt wiens arbeidsovereenkomst tijdelijk geschorst is, rust op de werkgever. Zie Arbrb. Gent 5 februari 2013, T.G.R., 365.
36 Arbrb. Brussel 17 februari 1995, A.R. nr. 78409/95, die de studenten in aanmerking neemt, zelfs wanneer zij een vaste werknemer vervangen.
37 Arbrb. Doornik 4 april 1995, A.R. nr. 54242. 38 Arbrb. Gent 13 februari 1995, A.R. nr. 117598/95. 39 Dit volgt uit art. 25 van de Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking
stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 augustus 1987 ("Uitzendarbeidswet"). Zo bepaalt dit artikel dat wanneer een wetsbepaling steunt op het aantal werknemers dat door een onderneming wordt tewerkgesteld, de uitzendkrachten ook in aanmerking worden genomen voor de berekening van de personeelsterkte bij de gebruiker. In zijn arrest van 15 april 2013 heeft het Hof van Cassatie echter besloten dat dit niet geldt voor de onderlinge verdeling van mandaten per werknemerscategorie. (Cass. 15 april 2013, A.R. S.12.0071.N/4). 40 Arbrb. Brugge 1 februari 1995, A.R. nr. 42783; Arbrb . Brussel (25ste k.) 12 maart 2008, A.R. nr. 992/08; Arbrb. Bergen (4de k.) 3 maart 2008, A.R. nr. 08/276/A. De gebruiker dient alsook tijdens het vierde kwartaal een bijlage bij het algemeen personeelsregister (of Dimona) bij te houden waarin de uitzendkrachten moeten worden opgenomen. 41 Arbrb. Brugge 7 februari 1995, A.R. nr. 42783; Arbrb. Nijvel 14 februari 1995, A.R. nr. 118/N/95.
11
3.4 Het begrip gewoonlijke gemiddelde tewerkstelling
De wet stelt dat er een OR en een CPBW moet opgericht worden van zodra de onderneming gewoonlijk gemiddeld ten minste 100 of 50 werknemers tewerkstelt, naargelang het de oprichting van een OR of een CPBW betreft.
In artikel 7 van de Wet van 4 december 2007, gewijzigd door de Wet van 4 april 2019 wordt bepaald hoe de personeelssterkte moet berekend worden. Deze berekeningswijze verschilt naargelang het om voltijdse of deeltijdse werknemers gaat.
Het gemiddeld aantal voltijds tewerkgestelde werknemers wordt berekend door het aantal kalenderdagen van iedere periode die aanvangt op datum van indiensttreding en eindigt op datum van uitdiensttreding zoals voor elke werknemer meegedeeld in het DIMONA-systeem (zoals ingevoerd door het KB van 5 november 2002) of in het algemeen personeelsregister, gedurende de periode een periode van vier kwartalen die ingaat aan het begin van het vierde kwartaal van 2018 en eindigt aan het einde van het derde kwartaal van 2019, d.w.z. van 1 oktober 2018 tot 30 september 2019, te delen door 365.
De wet van 4 april 2019 brengt dus een belangrijke wijziging aan in de referentieperiode die gebruikt wordt voor de berekening van de referentiedrempels. De referentieperiode is immers een kwart vroeger dan bij de vorige verkiezingen. Het doel van een dergelijke vooruitgang van de referentieperiode is bedrijven in staat te stellen een nauwkeurige berekening te maken van het aantal werknemers dat gemiddeld vanaf oktober 2019 gewoonlijk in dienst is. Bij de vorige sociale verkiezingen konden bedrijven met een personeelsbestand dat dicht bij de drempel van 50 en 100 werknemers lag, pas in januari, dus na het begin van de verkiezingsprocedure, het precieze gemiddelde aantal werknemers kennen.
Voor de berekening van het aantal werknemers voor de verkiezingen van 2020 moet het bedrijf zich baseren op de Dimona-verklaringen. In het Dimona-systeem moet het aantal dagen tussen elke aangifte van ingebruikneming en van uitgang worden opgeteld en dit aantal dagen door 365 worden gedeeld.
Voorbeeld:
56 werknemers zijn in het DIMONA-systeem aangegeven gedurende 365 dagen (d.w.z. werknemers in dienst van 1 oktober 2018 tot en met 30 september 2019);
20 werknemers zijn aangegeven gedurende 230 dagen;
Gemiddelde tewerkstelling: 365 x 56 = 20.440 kalenderdagen + 230 x 20 = 4.600 kalenderdagen;
20.440 + 4.600 = 68.6 werknemers
365
Voor de uitzendkrachten wijzigt de wet van 4 april 2019 de te respecteren referentieperiode op ingrijpende wijze. Voor de sociale verkiezingen van 2020 hoeft de gebruiker immers slechts rekening te houden met de referentieperiode die in aanmerking moet worden genomen, namelijk het tweede kwartaal van 2019, d.w.z. van 1 april 2019 tot en met 30 juni 2019 (opnieuw op voorwaarde dat deze werknemers niet in de plaats komen van een werknemer in vaste dienst van wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst tijdelijk is opgeschort). Om dezelfde redenen als hierboven genoemd, is de referentieperiode ook vervroegd voor de berekening van het aantal uitzendkrachten dat in dienst is.
12
De gebruiker moet een bijlage bewaren in overeenstemming met de wettelijke bepalingen en met de nodige informatie (zoals bepaald in artikel 7, 4 van de wet van 4 december 2007).42
Het is evenwel van belang te benadrukken dat de wet van 4 april 2019 artikel 7, 4 van de wet van 4 december 2007 wijzigt door de gebruikers vrij te stellen van het bijhouden van de bijlage (i) indien de drempel van 100 werknemers is overschreden en (ii) indien dit overschot door de OR is vastgesteld in een unanieme verklaring die is opgenomen in de notulen van de vergadering die in het kwartaal voorafgaand aan het referentiekwartaal voor uitzendkrachten is gehouden. De OR kan immers van mening zijn dat de toevoeging van uitzendkrachten geen gevolgen heeft voor de verplichting om sociale verkiezingen te organiseren, aangezien de onderneming tijdens de referentieperiode automatisch meer dan 100 werknemers in dienst zal hebben.
Artikel 34 van de wet van 4 april 2019 voorziet in een afwijking van de bovenvermelde termijn voor de sociale verkiezingen van 2020 en laat de ondernemingen toe om de unanieme verklaring af te leggen binnen een termijn van 30 dagen na de inwerkingtreding van de wet van 4 april 2019, d.w.z. tot 30 mei 2019.
Voor werknemers die niet onder Dimona vallen en uitzendkrachten worden zij in aanmerking genomen bij de berekening op basis van papieren documenten, d.w.z. het algemeen personeelsregister of het speciale register voor uitzendkrachten. Aangezien de referentieperiode slechts een kwartaal betreft, moet het aantal kalenderdagen gedurende welke zij in de bijlage bij het personeelsregister zijn opgenomen of als Dimona zijn aangegeven, door 92 worden gedeeld.
Voorbeeld:
32 uitzendkrachten zijn ingeschreven tijdens het tweede trimester van 2019;
13 uitzendkrachten die 20 uur per week werken, zijn ingeschreven gedurende 40 dagen tijdens het tweede trimester van 2019;
Gemiddelde tewerkstelling: 32 x 31 = 992 kalenderdagen + 13 x 40 = 520 kalenderdagen;
992 = 10.7 werknemers; 520 = 260; 92 2
260 = 2.8 werknemers. 92
Wanneer voor de deeltijdse werknemers het werkelijk uurrooster niet de 3/4 bereikt van het uurrooster dat het zijne zou zijn geweest indien hij voltijds tewerkgesteld was, wordt het aantal kalenderdagen waarop hij in het DIMONA-systeem aangegeven werd, of, indien hij niet onderworpen is aan het DIMONA-systeem, het totaal aantal kalenderdagen dat hij in het personeelsregister ingeschreven werd gedurende een periode van 4 trimesters die het trimester voorafgaan waarin de aanplakking geschiedt van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt, gedeeld door 2.
Voorbeeld:
16 werknemers die 20 uur per week werken, zijn aangegeven of ingeschreven gedurende 365 dagen;
35 werknemers die 25 uur per week werken, zijn aangegeven of ingeschreven gedurende 28 dagen;
42 Deze bijlage moet worden bewaard overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van het Koninklijk Besluit van 8 augustus 1980.
13
Gemiddelde tewerkstelling: 365 x 16 = 5840 kalenderdagen + 35 x 28 = 980 kalenderdagen;
5840 + 980 = 3410; 2
3410 = 9.3 werknemers. 365
Onder werkelijk uurrooster dient te worden verstaan de arbeidsduur die door de voltijdse werknemer in de onderneming gewoonlijk wordt gepresteerd en niet de in de arbeidsovereenkomst voorziene uurregeling43.
De hierboven beschreven berekeningsmethoden gelden voor de berekening van de gemiddelde tewerkstelling van werknemers. Zij laten niet toe om het gewoonlijk karakter van de tewerkstelling, zoals vereist door de wet, te bepalen44.
De gemiddelde tewerkstelling gedurende het jaar voorafgaand aan de Sociale Verkiezingen is niet noodzakelijk representatief voor de gewoonlijke tewerkstelling binnen de onderneming45. De rechtbanken kunnen dus de toepassing van de mathematische criteria naast zich neerleggen indien deze in hoofdzaak niet zullen beantwoorden aan de personeelsbezetting van de onderneming tijdens de volgende sociale legislatuur46.
Diegene (werkgever of vakorganisatie) die wenst aan te tonen dat de tewerkstelling (mathematisch berekend over de referentieperiode) niet gewoonlijk is, moet daarvan het bewijs van leveren. Het behoort met andere woorden aan de eisende partij toe om aan te tonen dat de rekenkundige plafonds bereikt zijn47, maar het is evenwel aan de andere partij, die het rekenkundig resultaat naast zich neer wil leggen, om te bewijzen dat er bijzondere omstandigheden zijn die het rechtvaardigen dat men het rekenkundig resultaat naast zich neerlegt.
Indien er een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden in de vier trimesters van de referentieperiode, moet voor de berekening van de gewoonlijke gemiddelde tewerkstelling rekening gehouden worden met de periode na de overgang van onderneming48. De berekening gebeurt op basis van de periode van vier trimesters van de referentieperiode die gesitueerd is na de overgang en door het totaal aantal kalenderdagen waarop elke werknemer werd ingeschreven of verklaard in het personeelsregister, te delen door het aantal kalenderdagen dat diezelfde periode telt.
43 J. PIRON en P. DENIS, op cit., 340; X., "Les organes de concertation dans l'entreprise", op cit., VI, 2/6; zie ook Arbrb. Gent, 13 februari 1995, A.R. nr. 117598/95.
44 Cass., 11 januari 1982, J.T.T. 1982, 390. 45 Arbrb. Dendermonde afd. Aalst (2de k.) 1 februari 2008, A.R. nr. 08/191/A. 46 Zie T. CLAEYS, "Chronique de jurisprudence lections sociales 1995", J.T.T. 1995, 449 die citeert : Arbrb. Charleroi, 14
maart 1995, A.R. nr. 8312; Arbrb. Brugge, 7 februari 1995, A.R. nr. 42783; Arbrb. Luik, 10 februari 1995, A.R. nr. 245190; Arbrb. Brussel, 8 februari 1995, A.R. nr. 78306/95; Arbrb. Brussel, 17 februari 1995, A.R. nr. 78409/95. 47 Er werd uitdrukkelijk geoordeeld dat de eisende partij moet bewijzen dat de uitzendkrachten in werkelijkheid geen vaste werknemers vervangen waarvan de arbeidsovereenkomst is geschorst, en dat ze bijgevolg moeten meegerekend worden (Arbrb. Brugge, 7 februari 1995, A.R. nr. 42783); Arbrb. Brussel (25ste k.) 12 maart 2008, A.R. nr. 992/08; Arbrb. Bergen (4de k.) 3 maart 2008, A.R. nr. 08/276/A. 48 Bepaling ingevoegd door de Wet van 15 maart 1999 met betrekking tot de Sociale Verkiezingen; zie art. 7 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen.
14
3.5 De ondernemingen die vrijgesteld zijn van de verplichting Sociale Verkiezingen te organiseren Men kan vrijgesteld worden van de verplichting tot instelling of vernieuwing van een OR of een CPBW in de hypothesen en volgens de procedure en de voorwaarden voorzien in artikel 21, 9 van de Wet van 20 september 1948 en artikel 55 van de Wet van 4 augustus 1996.
3.5.1 Toepassingsgevallen (i) De onderneming heeft besloten al haar activiteiten voorgoed stop te zetten De wet laat toe de instelling of de vernieuwing van de OR of het CPBW op te schorten, wanneer de onderneming, hoewel zij het vereiste aantal werknemers voor de instelling van een OR of een CPBW tewerkstelt, reeds de datum heeft bepaald waarop zij haar activiteiten zal stoppen. (ii) De onderneming is gedeeltelijk gesloten ten gevolge van de stopzetting van n of meer activiteiten Ook hier kan de verkiezingsprocedure worden opgeschort wanneer bij het begin van de verkiezingsprocedure het aantal werknemers onder de 100 (indien er nog geen OR werd opgericht) of 50 (indien het gaat om hernieuwing van de OR of indien er nog geen CPBW werd opgericht) daalt (al naargelang het gaat over de OR of het CPBW).
3.5.2 Procedure De procedure van de Sociale Verkiezingen kan maar worden opgeschort mits de voorafgaandelijke toestemming van de inspecteur-districtshoofd van de Inspectie der sociale wetten binnen wiens ambtsgebied de onderneming gevestigd is. De inspecteur-districtshoofd vraagt de instemming van de OR; zo deze nog niet is opgericht, vraagt hij de instemming van de werkgever en de syndicale afvaardiging van het personeel van de onderneming. Het uitstel mag in geen geval 1 jaar overschrijden. De bestaande OR/CPBW - zo er n is - blijft gedurende die periode fungeren.
15
4 Verkiezingsprocedure
De verkiezingsprocedure bestaat uit een opeenvolging van verrichtingen. Wanneer deze samenvallen met een zondag of met een gewone inactiviteitsdag in de onderneming, dan moeten de verrichtingen ten laatste aan de vooravond van die zondag of die gewone inactiviteitsdag worden uitgevoerd49.
De chronologie moet op strikte wijze worden nageleefd. Het niet-naleven van de voorgeschreven periodes en data kan de annulatie van de verkiezingen tot gevolg hebben.
De volgende Sociale Verkiezingen vinden plaats tussen 11 en 24 mei 2020. De dag van de verkiezingen is dag Y.
De datum van de aanplakking van het bericht dat de verkiezingen aankondigt, bepaalt het geheel van stappen van deze verkiezingsprocedure. De dag van aanplakking is dag X (tussen 11 en 24 februari 2020).
Alle termijnen zijn uitgedrukt onder de vorm "X - ...", "X + ...", "Y - ..." of "Y + ...". Bij al deze termijnen gaat het om kalenderdagen (zon- en feestdagen inbegrepen) en niet om werkdagen. De eerste dag van een termijn is de dag die volgt op de dag waarop het feit dat de termijn doet lopen zich voordeed.
De datum van de verkiezingen moet vallen op de negentigste dag na de aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt50. Dus, Y = X + 90.
Indien het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt, een datum vermeldt die niet op negentigste dag na de datum van de aanplakking valt, blijft dit bericht geldig maar de datum van de verkiezingen zal moeten worden aangepast teneinde de negentigste dag te vallen51.
Dit impliceert dat indien de onderneming beslist dat de verkiezingen (Y) op vrijdag 15 mei 2020 plaats zullen vinden, het bericht dat de datum van de verkiezingen vermeldt, 90 dagen voordien moet worden aangeplakt, zijnde 15 februari 2020 (X).
Bovendien, aangezien 15 februari 2020 op een zaterdag valt en in de veronderstelling dat de onderneming werkt in een 5-dagen regime, zal het bericht van aanplakking op vrijdag 14 februari 2020 moeten gebeuren en zulks overeenkomstig artikel 13 2 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
De verkiezingsprocedure kan worden onderverdeeld in vier etappes die zich tussen de volgende data52 zullen afspelen:
Dag van de verkiezingen, dag Y
Tussen 11 en 24 mei 2020
Bericht waarop de verkiezingen worden aangekondigd, dag X Voorafgaande informatie op X 60 Bescherming van alle beschikbare kandidaten vanaf X 30
Tussen 11 en 24 februari 2020 Tussen 13 en 26 december 2019 Tussen 12 en 25 januari 2020
49 Art. 13 2, van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen. 50 Artikelen 14 en 15 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 51 Art.15 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 52 De occulte periode loopt zo van 10-23 januari 2020 (X-30) tot 15-28 maart 2020 (X+35, dit is de uiterste datum voor
indiening van kandidatenlijsten bij de werkgever). In bepaalde gevallen kunnen de kandidatenlijsten nog worden gewijzigd na X+35. Op X+77 worden de kandidatenlijsten definitief afgesloten, dus op 26 april 9 mei 2020.
16
4.1 Vr dag X: de voorafgaande handelingen
4.1.1 X 60: informatie Ten laatste op X 60 moet de werkgever bepaalde informatie schriftelijk verschaffen (artikel 10 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen).
Het wordt aanbevolen dat een werkgever nagaat of hij/zij beschikt over een toegangscode voor de webapplicatie van de FOD WASO. De aanvraag zal in de loop van de maand november worden geactiveerd en zal gedurende het hele verkiezingsproces nuttig zijn om de communicatie met de betrokken overheidsdienst te vergemakkelijken. Het is nuttig ervoor te zorgen dat de TBE-specifieke gegevens over de toepassing vr dag X-60 worden bijgewerkt.
In het bijzonder:
(i) indien het gaat om verkiezingen die voor de eerste maal worden georganiseerd, moet de werkgever de vakbondsafvaardiging informeren over de aard, de gebieden en de graad van zelfstandigheid of afhankelijkheid van de bedrijfszetel ten opzichte van de juridische entiteit of de juridische entiteiten ten opzichte van de TBE.
Indien er al een OR of een CPBW bestaat, moet deze informatie aan deze organen worden gegeven. De informatie betreft bijgevolg enkel tussengekomen structuurwijzigingen in de onderneming en de nieuwe criteria van autonomie en onafhankelijkheid van de zetel ten opzichte van de juridische entiteit of de juridische entiteiten ten opzichte van de TBE.
(ii) de werkgever moet de OR, het CPBW of, bij gebreke daaraan de vakbondsafvaardiging, informeren over het aantal personeelsleden per categorie (arbeiders, bedienden met inbegrip van kaderleden en het leidinggevend personeel, jeugdige werknemers, d.w.z. degenen die op de dag van de verkiezingen jonger zijn dan 25 jaar), die worden tewerkgesteld in de onderneming op dag X - 60. Bij gebrek aan een OR of CPBW moeten deze gegevens, naast de werknemers, aan de vakbondsdelegatie worden meegedeeld. Artikel 10, laatste lid 5 van de wet van 4 december 2007 bepaalt dat bij ontstentenis van een OR, CPBW of vakbondsdelegatie, deze informatie wordt vastgelegd op een document dat elektronisch wordt weergegeven of ter beschikking van alle werknemers wordt gesteld, en dat een kopie wordt gepload naar de webapplicatie op de website van de FOD WASO.
(iii) de werkgever informeert de OR, het CPBW of, bij gebreke daaraan de vakbondsafvaardiging, over de functies van het leidinggevend personeel, door hun benaming en inhoud te verduidelijken alsmede bij wijze van aanduiding, de lijst van personen die deze functies uitoefenen.
Het leidinggevend personeel wordt in artikel 4, 4 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen als volgt gedefinieerd:
17
- personen belast met het dagelijks beheer van de onderneming53 die gemachtigd zijn om de werkgever te vertegenwoordigen en te verbinden. Deze personen moeten niet noodzakelijk met de onderneming54 zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst55. Zij mogen lid zijn van de raad van bestuur56. Zij moeten niet noodzakelijk deel uitmaken van het personeel van de TBE waarvoor een OR of CPBW moet worden ingesteld57.
- evenals de personeelsleden onmiddellijk ondergeschikt aan die personen wanneer zij eveneens opdrachten van dagelijks bestuur vervullen. De term onmiddellijk impliceert de afwezigheid van elke tussenpersoon tussen het personeelslid en de personen van de eerste groep58. Anderzijds moet dit personeelslid bepaalde opdrachten uitoefenen die betrekking hebben op het dagelijks beheer59.
Deze definitie geldt evenzeer voor de OR als voor het CPBW. De aanduiding van de functies van het leidinggevend personeel mag bijgevolg niet verschillen naargelang het ene dan wel het andere orgaan betreft60. De rechtspraak heeft eveneens benadrukt dat de definitie beperkend moet worden toegepast, gelet op de uitsluiting van deze categorie om zich kandidaat te stellen als personeelsafgevaardigde en het ontnemen van stemrecht61.
(iv) Enkel voor de verkiezingen van de OR en in ondernemingen die minstens 100 werknemers tewerkstellen waarvan 30 bedienden (met inbegrip van kaderleden en het leidinggevend personeel), is de werkgever tevens gehouden om aan de OR bij ontstentenis van vakbondsafvaardiging ten laatste op dag X - 60 geschreven inlichtingen te verschaffen betreffende de functies van de kaderleden. Bij wijze van aanduiding moet tevens een lijst van de personen die deze functies uitoefenen worden overgemaakt. Enkel
53 In de zin van het handelsrecht. Zie Arbrb. Luik (6e k.) 6 februari 2012, A.R. 404/075. Het Hof van Cassatie oordeelde dat het dagelijks beheer zich beperkt tot het effectieve beheer van de onderneming, d.w.z het uitoefenen van de beslissingsbevoegdheid die inherent is aan de hoedanigheid van werkgever en zij impliceert de volledige of gedeeltelijke uitoefening van de beslissingsbevoegdheid van de werkgever (Cass. 17 oktober 1983, Pas., I, 1071); Arbrb. Brussel (25ste k.) 4 februari 2008, A.R. nr. 414/08.
54 De Arbeidsrechtbanken hebben in 2012 gepreciseerd dat het begrip onderneming in de wettelijke definitie verwijst naar het begrip technische bedrijfseenheid. Zie Arbrb. Antwerpen (1e k.) 3 februari 2012, A.R. 12/361/A; Arbrb. Brussel (33e k.) 6 februari 2012, A.R. 12/607/A.
55 Arbrb. Brussel, 8 februari 1995, A.R. nr. 78.235. 56 Cass. 17 oktober 1983, J.T.T. 1984, 83. 57 Cass. 28 september 1987, J.T.T. 1987, 449. 58 Arbrb. Brussel (25ste k.) 11 februari 2008, A.R. nr. 972/08. 59 Er werd geoordeeld dat de 49 magazijngeranten die een TBE vormden, en waren verdeeld over het ganse grondgebied,
geen leidinggevende functies uitoefenden en dit niettegenstaande het feit dat ze een zeker gezag en controle uitoefenden over de werknemers. De rechtbank nam in overweging de omstandigheden dat ze enkel voorstellen inzake het personeelsbeheer mochten doen aan de gedelegeerd bestuurder; ze beschikten over geen enkele autonomie betreffende de verkoopspolitiek, prijspolitiek en publiciteitspolitiek. De eenvormigheid van de winkels over het ganse land toonde eveneens aan dat deze politiek in tegendeel gecentraliseerd was (Arbrb. Brussel, 8 februari 1995, A.R. nr. 78.235/95). De Arbeidsrechtbank van Bergen nam een gelijkaardige beslissing betreffende managers van service stations (Arbrb. Bergen, 3 februari 1995, A.R. nr. 80.268; zie tevens Arbrb. Leuven, 27 januari 1995, A.R. nr. 33/95). 60 Arbrb. Charleroi, 22 maart 1991, A.R. nr. 37.074/R; daarenboven mogen de personen die een leidinggevende functie betrekken tegelijkertijd een kaderfunctie en een leidinggevende functie uitoefenen (Arbrb. Gent, 30 januari 1995, A.R., nr. 117.539/95). 61 Arbrb. Gent (2e k.) 6 februari 2012, A.R. 12/67; Arbrb. Gent (1e k.) 6 februari 2012, A.R. 12/68/A en 12/79/A.
18
de bedienden die als kaderleden zijn aangegeven in de aangifte overgemaakt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid mogen in deze lijst worden opgenomen62.
De kaderleden worden gedefinieerd in artikel 14 van de Wet van 20 september 1948 als zijnde de bedienden die, met uitsluiting van die welke deel uitmaken van het leidinggevend personeel, in de onderneming een hogere functie uitoefenen63, die in het algemeen wordt voorbehouden aan de houder van een diploma van een bepaald niveau of aan diegene die een evenwaardige beroepservaring heeft. De bepaling van de kaderleden dient te gebeuren rekening houdend met de aard van de onderneming en de functies uitgeoefend door de werknemers64.
(v) De werkgever licht de OR en het CPBW in van de datum van dag X en van dag Y. Bij ontstentenis van een OR en een CPBW, moet deze informatie aan de vakbondsafvaardiging worden gegeven.
Voor alle voorgaande gevallen wordt voorzien dat bij ontstentenis van een OR, CPBW of vakbondsafvaardiging deze gegevens worden bijgehouden in een document dat aangeplakt of elektronisch beschikbaar gesteld moet worden aan alle werknemers. Deze aanplakking kan vervangen worden door het ter beschikking stellen van een elektronisch document, voor zover alle werknemers hiertoe toegang hebben tijdens hun normale werkuren65.
Een afschrift van datzelfde document wordt gepload op de webapplicatie die precies daartoe is voorzien op de website van de FOD WASO. Een afschrift van deze informatie moet tevens worden verstuurd aan de zetel van de op nationaal vlak opgerichte interprofessionele organisaties vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad, te weten het ABVV, ACV en ACLVB.
4.1.2 Van dag X 60 tot X 35: raadpleging Van dag X 60 tot dag X 35 moet de werkgever betreffende een aantal materies bepaalde organen (OR, CPBW of bij ontstentenis ervan de vakbondsafvaardiging) raadplegen66.
(i) Aantal technische bedrijfseenheden
Binnen de 25 dagen die volgen op dag X 60 moet de werkgever de OR en het CPBW of bij ontstentenis daaraan de vakbondsafvaardiging, raadplegen betreffende het aantal technische bedrijfseenheden of juridische entiteiten waarvoor de verkiezingen moeten worden georganiseerd.
62 Art. 10, 4 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. Er bestaat geen aparte RSZ aangifte als kaderlid. Zie m.b.t. de voorwaarde van de aangifte als bediende om als kaderlid aangemerkt te kunnen worden: Arbrb. Brussel (33e k.) 3 februari 2012, A.R. 12/426/A.
63 Volgens de Arbeidsrechtbank van Antwerpen vereisen kaderfuncties een persoonlijke inbreng en een intellectuele creativiteit in het te verrichten werk (Arbrb. Antwerpen 15 maart 1991, J.T.T. 1992, 197); Belangrijk hierbij is het hirarchische niveau, een zekere autonomie in hun werk alsook een zeker gezag over het personeel: zie Arbrb. Charleroi (5de k.) 15 februari 2008, A.R. nr. 08/391/A en Arbrb. Leuven (1ste k.) 1 februari 2008, A.R. nr. 73/08.
64 Arbrb. Charleroi, 14 maart 1995, A.R. nr. 8.326. Gelet op het feit dat een kaderlid een "hogere functie" bekleedt, moet deze functie beoordeeld worden in concreto, in het licht van de aard van de functie en de sociale realiteit van de onderneming. Zie Arbrb. Gent (2e k.) 6 februari 2012, A.R. 12/67.
65 Art. 14 van de Wet van 2 juni 2015, tot wijziging van art. 37 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
66 Art. 11 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
19
Deze raadpleging moet er desgevallend ook toe leiden mee te delen welke de indeling is van de juridische entiteit in technische bedrijfseenheden met hun beschrijving en grenzen of samenvoeging van verschillende juridische entiteiten in een technische bedrijfseenheid.
(ii) Functies van het leidinggevend personeel
De werkgever moet de OR en het CPBW, of bij ontstentenis daaraan de vakbondsafvaardiging, raadplegen betreffende de leidinggevende functies, alsmede bij wijze van aanduiding een lijst van de personen die deze functies uitoefenen.
(iii) Kaderfuncties
Enkel voor ondernemingen die op dag X 60 ten minste 100 werknemers en niet minder dan 30 bedienden tewerkstellen (uitsluitend voor de verkiezing van de OR), moet de werkgever ook de OR of bij ontstentenis daaraan de vakbondsafvaardiging raadplegen inzake de kaderfuncties alsmede bij wijze van aanduiding de lijst van de personen die deze functies uitoefenen.
Bijgevolg bestaat er geen raadplegingsverplichting tussen X 60 en X 35 voor ondernemingen die geen enkele OR, CPBW of vakbondsafvaardiging hebben.
4.1.3 Dag X 35: schriftelijke mededeling Uiterlijk op dag X 35 informeert de werkgever schriftelijk de OR en het CPBW, de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis daarvan de werknemers 67:
(i) van zijn beslissingen betreffende de functies van het leidinggevend personeel alsmede bij wijze van aanduiding de lijst van personen die deze functies uitoefenen.
(ii) over zijn beslissing betreffende het aantal technische bedrijfseenheden of juridische entiteiten waarvoor de organen moeten worden opgericht, inclusief hun beschrijving. Hij moet tevens zijn beslissing meedelen betreffende de indeling van de juridische entiteit in technische bedrijfseenheden met hun beschrijving en grenzen of de samenvoeging van meerdere juridische entiteiten in n enkele technisch bedrijfseenheid met hun beschrijving en grenzen; de bepaling van deze TBE is definitief, welke ook de wijzigingen zouden zijn in de structuur van de onderneming na X 35 (behalve een wijziging door de Arbeidsrechtbank ten gevolge van een procedure);
(iii) enkel in ondernemingen waar op dag X 60 tenminste 100 werknemers en niet minder dan 30 bedienden zijn tewerkgesteld, zijnde uitsluitend voor de ondernemingen die een OR moeten installeren, schriftelijk informeren over zijn beslissing betreffende de functies van de kaderleden. Bij wijze van aanduiding moet de werkgever tevens de lijst overmaken met de personen die deze functies uitoefenen; in deze lijst mogen enkel die bedienden worden
67 Art. 12 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
20
opgenomen die als zodanig zijn aangegeven in de aangifte overgemaakt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
In alle gevallen, zelfs bij ontstentenis van een ondernemingsraad, een CPBW of, bij ontstentenis daarvan, een vakbondsafvaardiging, wordt deze informatie vastgelegd in een document volgens het model in de bijlage bij de wet van 4 december 2007. Deze standaardformulieren zijn beschikbaar op de website van de FOD WASO.
Deze formulieren worden dan (i) in het bedrijf ter beschikking gesteld of (ii) elektronisch beschikbaar gesteld, op voorwaarde dat alle werknemers er tijdens hun normale werkuren toegang toe hebben. Deze documenten worden vervolgens naar de zetel van de werknemersorganisaties gestuurd.68
In de praktijk wordt aanbevolen om deze formulieren te downloaden en in te vullen op de elektronische applicatie van de FOD. Eenmaal ingevuld, ontvangen deze formulieren een bepaalde datum die door het computerprogramma van de applicatie is gecertificeerd; dit document is dan authentiek.
4.1.4 Van dag X 35 tot dag X 28: mogelijkheid tot beroep Uiterlijk op de zevende dag die volgt op de dag X 35, zijnde ten laatste op dag X 28, kunnen de betrokken werknemers, alsook de betrokken representatieve werknemersorganisaties, een beroep instellen tegen de beslissing meegedeeld door de werkgever betreffende69:
- het aantal technische bedrijfseenheden of juridische entiteiten;
- de indeling van de juridische entiteit in technische bedrijfseenheden of de samenvoeging van meerdere juridische entiteiten in technische bedrijfseenheden;
- de functies van het leidinggevend personeel;
- de functies van de kaderleden70 en
- tegen het gebrek aan beslissing van de werkgever.
Het beroep moet worden ingesteld tegen de beslissing die door de werkgever is genomen71. Indien de werkgever zijn beslissing vr dag X 35 wijzigt, wordt de procedure die werd ingesteld tegen de eerste beslissing, zonder voorwerp. Daarentegen benvloeden de wijzigingen van de beslissing van de werkgever die zijn ingesteld na dag X 35, de beroepsprocedure niet72.
Het beroep kan tevens worden ingesteld wanneer de werkgever heeft nagelaten een beslissing te nemen73. Het beroep kan worden ingesteld door de werknemers van de onderneming, door de representatieve werknemersorganisaties en, wanneer het
68 Artikel 12, laatste lid van de wet van 4 december 2007, zoals gewijzigd bij de wet van 4 april 2019. 69 Art. 12bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 70 Het beroep kan enkel betrekking hebben op de functies en hun definiring. De lijst van personen die wordt meegedeeld,
is enkel indicatief (Arbrb. Brussel 3 februari 1995, A.R. nr. 77.442/95; Arbrb. Leuven 3 februari 1995, A.R. nr. 39/95). 71 Enkel de beslissing genomen op X - 35 kan het voorwerp uitmaken van een beroep. De mededeling op X-60 is niet
vatbaar voor beroep. Een dergelijk beroep zal onontvankelijk verklaard worden (Arbrb. Leuven 3 februari 1995, A.R. nr. 39/95; Arbrb. Luik 5 maart 1991, A.R. nr. 199.606; Arbrb. Luik 6 februari 1995, A.R. nr. 244.559/95). 72 Arbrb. Brussel 27 januari 1995, A.R. nr. 77.817/95; Cass. 7 maart 1988, R.W. 1988-89, 50. 73 Art. 12bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen; Arbrb. Brussel 10 maart 1995, A.R.nr. 81.630/95.
21
gaat om een verkiezingsprocedure voor de OR, door de representatieve organisatie voor de kaderleden.
De Arbeidsrechtbank waarbij het beroep is ingesteld moet een uitspraak doen binnen de 23 dagen na de ontvangst van het beroep. De beslissing moet bijgevolg ten laatste op dag X 5 worden genomen (deze datum situeert zich tussen 4 en 17 februari 2020). De beslissing moet het aantal en de plaats van de inplanting van de verschillende TBE's aangeven. In zijn beslissing is de rechter niet gebonden door hetgeen partijen verzoeken. Hij mag bijgevolg een beslissing nemen die tegengesteld is aan die van de werkgever of de vakbondsorganisaties74.
De rechter is in zijn beslissing evenmin gebonden door hetgeen gedurende voorgaande verkiezingen is beslist, zelfs niet wanneer de TBE's werden bepaald door de Arbeidsrechtbank75. De Arbeidsrechtbank van Brussel heeft telkens gepreciseerd dat zijn beslissing moet bijdragen tot de stabiliteit en de coherentie van het sociaal klimaat binnen een onderneming door zijn zienswijze niet te moeten wijzigen zonder geldig motief76.
Het vonnis dat door de rechtbank wordt geveld, is niet vatbaar voor hoger beroep of verzet, en dit om het verder verloop van de procedure niet te vertragen.
4.2 Dag X: voorbereiding van de verkiezingshandelingen Dag X geeft het begin aan van de voorbereidende verkiezingshandelingen.
Op dag X moeten de werknemers door de OR, het CPBW en bij ontstentenis daaraan door de werkgever, worden ingelicht over:
- de datum en de uurregeling van de verkiezingen;
- het adres en de benaming van de TBE of eenheden waarvoor OR of CPBW moeten worden opgericht;
- het aantal mandaten per orgaan en per categorie;
- de voorlopige kiezerslijsten (deze lijsten hernemen de werknemers die voldoen aan de kiesvoorwaarden op dag Y) of de plaatsen waar die geraadpleegd kunnen worden. Op deze lijsten staan per categorie werknemers en uitzendkrachten die op de dag van de verkiezingen voldoen aan de verkiezingsvoorwaarden.77 Aan elke werknemer op de lijst van eenzelfde categorie wordt een nummer toegekend. In artikel 14 van de Wet betreffende de Sociale Verkiezingen78 staat nu dat de voorlopige kiezerslijsten per categorie de werknemers tewerkgesteld in de onderneming die op de dag van de verkiezingen zullen voldoen aan de kiesvoorwaarden moeten hernemen;
- de lijst van de leden van het leidinggevend personeel met vermelding van de benaming en de inhoud van de functies;
74 Arbh. Brussel 14 januari 1988, J.T.T. 1988, 27. 75 Cass. 14 november 1983, J.T.T. 1985, 103. 76 Arbrb. Brussel 14 februari 1995, A.R. nr. 78.482/95. 77 Art. 14, al.1, 4 de la loi du 4 dcembre 2007 relative aux lections sociales telle que modifie par l'art. 6 de la loi du 4
avril 2019. 78 Art. 14 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, gewijzigd door art. 9 van de Wet van 2 juni
2015.
22
- de lijst van de kaderleden in de ondernemingen die ten minste 100 werknemers tewerkstellen;
- de data die voortvloeien uit de verkiezingsprocedure;
- de persoon of de dienst belast door de werkgever met het versturen van de oproepingsbrieven voor de verkiezingen;
- het stemmen langs elektronische weg en, indien van toepassing, het besluit om vanaf de werkplek van de werknemers langs elektronische weg te stemmen (nieuwigheid toegevoegd bij de wet van 4 april 2019)79.
Deze informatie moet het voorwerp uitmaken van een gedateerd bericht van aanplakking (papier of elektronisch) in de verschillende secties en afdelingen van de onderneming. Voor de sociale verkiezingen van 2020 moet deze aankondiging de volgende verklaring bevatten: "Om de afvaardiging die zal worden verkozen een werkelijk vertegenwoordigend karakter te geven, hebben alle werknemers de plicht aan de stemming deel te nemen.".80
Bij ontstentenis van een OR of een CPBW wordt een afschrift van dit bericht overgemaakt aan de vakbondsafvaardiging. Een afschrift van datzelfde document wordt gepload op de webapplicatie die precies daartoe is voorzien op de website van de FOD WASO, of wordt onmiddellijk naar de zetel van de representatieve werknemersorganisaties respectievelijk representatieve organisatie van kaderleden verzonden. Daarnaast ontvangt de zending via de applicatie een vaste datum en is het gedownloade document authentiek.
4.2.1 Datum en uurregeling van de verkiezingen De OR, de CPWB of bij afwezigheid daarvan de werkgever licht de werknemers in aangaande de datum en de uurregeling van de verkiezingen. De verkiezingen moeten worden gehouden op de 90ste dag na de aanplakking van het bericht, zijnde op dag Y (= op X + 90).
De concrete datum en uurregeling van de verkiezing worden bepaald in akkoord met de OR en het CPBW. Bij ontstentenis van deze organen stelt de werkgever de datum en de uurregeling vast. In geval van afwezigheid van akkoord binnen de OR of het CPBW worden de data en de uurregeling vastgelegd door de inspecteur van het bevoegde district.
De datum van de verkiezingen wordt aangeplakt binnen de TBE waar de verkiezingen plaatsvinden.
4.2.2 Adres en benaming van de technische bedrijfseenheden Dit bericht met de datum van de verkiezingen wordt aangeplakt in alle TBE's waar de verkiezingen plaatsvinden.
79 Art. 14, lid1, 9 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen zoals gewijzigd door art. 6 van de wet van 4 april 2019.
80 Art. 14, lid 2 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen zoals gewijzigd door art. 6 van de wet van 4 april 2019.
23
4.2.3 Het aantal mandaten per orgaan en per categorie
Het bericht bepaalt het aantal mandaten per orgaan en per categorie. De bepaling van het aantal mandaten en hun verdeling per categorie hangt af van het aantal werknemers dat is tewerkgesteld in de onderneming op dag X.
(i) Aantal mandaten per orgaan De personeelsafvaardiging in de OR en in het CPBW is samengesteld81 uit:
Aantal gewone leden 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22
Aantal werknemers in de onderneming Minder dan 101 101 tot 500 501 tot 1000 1001 tot 2000 2001 tot 3000 3001 tot 4000 4001 tot 5000 5001 tot 6000 6001 tot 8000 Meer dan 8000
Het in overweging te nemen aantal wordt bepaald op de datum van aanplakking van het bericht waarbij de datum van de verkiezingen wordt aangekondigd. De samenstelling van de personeelsafvaardiging wordt m.a.w. bepaald door het aantal werknemers op dag X en onafhankelijk van schommelingen in het aantal werknemers die zich tussen dag X en dag Y kunnen voordoen82.
Alle werknemers, met inbegrip van het leidinggevend personeel en het personeel dat zich bevindt in een periode van opzeg83, en verbonden met de onderneming door een arbeidsovereenkomst of een leercontract, wordt meegeteld voor de berekening van het aantal werknemers dat wordt in acht genomen voor de vaststelling van het aantal mandaten. Elke werknemer telt voor een eenheid84. Alle werknemers van het bedrijf die op dag X werken, zullen immers in aanmerking worden genomen, tenzij op dag X objectief wordt vastgesteld dat hun arbeidsovereenkomst vr de verkiezingsdag afloopt.
De gelijkgestelde werknemers (de werknemers die voor een beroepsopleiding in de onderneming geplaatst zijn door de gemeenschapsinstellingen belast met de beroepsopleiding en de
81 Art. 23 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen. 82 Art. 28 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 83 Arbrb. Gent 18 april 1991, A.R. nr. 95.319/91. 84 Arbrb. Verviers 13 mei 1991, A.R. nr. V/520/91. Deze berekening verschilt van deze die wordt gehanteerd om dag X - 60
te bepalen indien de drempel voor de instelling van een OR of een CPBW werd bereikt.
24
onderzoekers aangeworven door het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek alsmede de Fondsen hiermee geassocieerd die beschouwd worden als werknemers van de instelling waar ze hun onderzoeksmandaat uitoefenen) alsook met de werknemers uitgesloten voor het bepalen van het aantal tewerkgestelde werknemers maar die toch verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst (zijnde uitzendkrachten die een werknemer vervangen gedurende de schorsing van de arbeidsovereenkomst) rekening gehouden worden om het aantal mandaten te bepalen.
Zoals hierboven vermeld, wordt voor de sociale verkiezingen van 2020 een belangrijke vernieuwing ingevoerd, aangezien uitzendkrachten stemrecht hebben en op de kiezerslijsten85 zullen worden ingeschreven als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
(i) de uitzendkrachten tussen 1 augustus 2019 en dag X gedurende ten minste drie ononderbroken maanden, of gedurende ten minste 65 dagen in geval van onderbroken perioden, in dienst zijn geweest bij de rechtspersoon of TBE; en
(ii) tussen dag X en Y-13 waren de uitzendkrachten gedurende ten minste 26 dagen in dienst van de rechtspersoon of de TBE.
Aangezien het niet mogelijk is om op dag X vast te stellen dat de uitzendkracht aan de tweede voorwaarde voldoet, bestaat de mogelijkheid om een uitzendkracht van de kieslijst te schrappen als blijkt dat hij niet aan n van de voorwaarden voldoet op het moment dat de kieslijst definitief wordt (Y-13). Deze schrapping moet echter worden vastgelegd in een unaniem besluit van de OR of het CPBW.
Zoals hierboven uiteengezet, zijn er vrijstellingen van het bijhouden van een register van uitzendkrachten wanneer blijkt dat de onderneming de drempel van 100 werknemers duidelijk overschrijdt. Toch is het noodzakelijk om een nauwkeurige boekhouding bij te houden van het aantal uitzendkrachten dat in dienst is, met name om een nauwkeurige kieslijst te kunnen opstellen en om het aantal mandaten te kunnen bepalen.
Er zij op gewezen dat uitzendkrachten zich niet kandidaat kunnen stellen voor de sociale verkiezingen.
Er zijn evenveel plaatsvervangende als effectieve afgevaardigden.
Indien er in de onderneming ten minste 15 kaderleden aanwezig zijn, moet er van deze categorie een afzonderlijke vertegenwoordiging zijn binnen de OR (Art. 20 bis van de wet van 20 september 1948 en art. 23, lid 4, van de wet van 4 december 2007). Het aantal mandaten binnen de OR wordt desgevallend verhoogd. Er wordt n mandaat toegevoegd indien de onderneming minder dan 100 kaderleden tewerkstelt. Er is een verhoging met twee eenheden indien de onderneming 100 of meer kaderleden tewerkstelt. Voor de berekening van het aantal kaderleden moeten de leden
85 Uitzendkrachten die aan de bovenvermelde voorwaarden voldoen, worden gelijkgesteld met werknemers in de zin van de artikelen 18, 30, 31bis, 37, lid 1, 39, 41 en 39, en voor de toepassing van de bepalingen met betrekking tot het stemmen zoals bedoeld in hoofdstuk III, afdeling II, van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen.
25
van het leidinggevend personeel verbonden door een arbeidsovereenkomst bij het aantal kaderleden gevoegd worden. Deze vermeerdering telt niet voor het CPBW aangezien de kaderleden geen aparte categorie vormt voor de verkiezing van het CPWB.
(ii) Aantal mandaten per categorie
Het aantal mandaten moet worden verdeeld over de verschillende categorien van personeel die op dag X zijn tewerkgesteld. Er moet niet enkel rekening worden gehouden met de arbeiders en de bedienden maar tevens met de kaderleden voor wat betreft de OR en in zover de onderneming op dag X minstens 15 kaderleden in dienst heeft en met de jeugdige werknemers86 wanneer de onderneming minstens 25 jeugdige werknemers tewerkstelt op dag X.
Indien de onderneming minder dan 25 jeugdige werknemers telt, wordt het aantal mandaten, dat wordt toegekend aan de personeelsafvaardiging, verdeeld in verhouding tot de bezetting van de categorie arbeiders, van de categorie bedienden en in voorkomend geval van de categorie kaderleden. De verdeling wordt berekend op de wijze vastgesteld in artikel 24 van de Wet van 4 december 2007.
Indien de onderneming ten minste 25 jeugdige werknemers tewerkstelt, maken deze werknemers het voorwerp uit van een afzonderlijke vertegenwoordiging waarvan het aantal vertegenwoordigers varieert naar gelang het aantal jeugdige werknemers tewerkgesteld in de onderneming en de omvang van de onderneming. Deze vertegenwoordiging wordt eerst gedetermineerd waarna de overblijvende mandaten evenredig verdeeld worden tussen arbeiders en bedienden of tussen arbeiders, bedienden en kaderleden.
4.2.4 De voorlopige kiezerslijsten De kiezerslijsten worden opgesteld per TBE waar een orgaan moet worden genstalleerd. Ze worden opgesteld door de OR of het CPBW of bij ontstentenis van deze organen door de werkgever. Hij communiceert de voorlopige kiezerslijsten of de plaatsen waar ze geraadpleegd kunnen worden. Het is niet vereist om de kieslijsten aan te plakken. Deze terbeschikkingstelling van de kieslijsten kan elektronisch gebeuren, op voorwaarde dat alle werknemers er tijdens hun normale werkuren toegang toe hebben87.
Zij nemen alle werknemers op die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst en alle gelijkgestelde werknemers88 op dag X (behalve deze die op de lijst staan van het leidinggevend personeel) en die voldoen aan de verkiezingsvoorwaarden op de dag van de verkiezing.
86 Onder jeugdige werknemers wordt verstaan de werknemers (arbeiders, bedienden of kaderleden) die op de dag van de verkiezingen (dag Y) de leeftijd van vijfentwintig jaar niet hebben bereikt.
87 Artikel 21 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen, zoals gewijzigd door artikel 8 van de wet van 4 april 2019.
88 Met de werknemers verbonden door een vervangingsovereenkomst en deze die een werknemer vervangen die in loopbaanonderbreking is moet ook rekening gehouden worden vermits deze enkel worden uitgesloten voor de berekening van het aantal tewerkgestelde werknemers.
26
De hoedanigheid van kiezer wordt vastgesteld door de inschrijving op de kiezerslijsten89. Dit impliceert dat alle kiezers op de kiezerslijsten moeten staan90.
De kiesvoorwaarden die moeten vervuld zijn op de datum van de verkiezingen (dag Y) zoals bepaald door artikel 16 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen worden als volgt vastgesteld:
- verbonden zijn door een arbeids- of een leerovereenkomst;
- geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel;
- sedert ten minste 3 maanden tewerkgesteld zijn in een juridische entiteit of een technische bedrijfseenheid gevormd door meerdere juridische entiteiten91.
De kiezers worden op afzonderlijke kieslijsten ingeschreven naargelang zij kunnen worden beschouwd als arbeider, bediende, kaderlid of jeugdige werknemer. Het feit of een werknemer behoort tot de categorie van arbeiders of bedienden wordt bepaald in functie van de verklaringen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid92. Deze hoedanigheid wordt bepaald naargelang de gekende elementen op de datum van de aanplakking van de kennisgeving93.
De kiezerslijsten worden in alfabetische volgorde opgemaakt en vermelden de naam, voornamen, geboortedatum, datum van indiensttreding en plaats van tewerkstelling binnen de onderneming94.
4.2.5 Lijst van de leden van het leidinggevend personeel De werkgever moet tevens een bericht aanplakken van de leden van het leidinggevend personeel met de benaming en de inhoud van hun functies.
In het geval de werkgever deze lijsten niet aanplakt, moet hij aangeven waar de lijst kan worden geraadpleegd. De lijsten met de namen van het leidinggevend personeel en de kiezerslijsten moeten overeenstemmen.
4.2.6 Lijst van kaderleden In ondernemingen die minstens 100 werknemers tewerkstellen, moet de nominatieve lijst van de kaderleden zoals bepaald op dag X 35, worden meegedeeld. De kaderleden moeten noodzakelijkerwijze als zodanig voorkomen in de verklaring aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
De kaderleden die op de kiezerslijsten van de jeugdige werknemers staan, worden niet opgenomen in deze lijst.
89 Art. 19 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 90 Arbrb. Antwerpen (1ste k.) 14 juli 2008, A.R. nr. 08/3531/A. 91 De oorzaken van de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst hebben geen invloed op de voorwaarden
van ancinniteit (Arbrb. Antwerpen 20 maart 1995, A.R. nr. 257.35; Arbrb. Brussel 5 mei 1995, A.R. nr. 85.750/95). Voor de toepassing van deze kiesvoorwaarde wordt bij overgang krachtens overeenkomst van een onderneming of bij verdeling ervan, rekening gehouden met de ancinniteit verworven vr de overgang. 92 Cf. supra voetnoot 104. 93 Cass. 8 januari 2001, geciteerd in Ch. dr. soc., 2001, 615. 94 Art.10 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
27
4.2.7 Data die voortkomen uit de verkiezingsprocedure De werkgever moet tevens de verschillende data die voortvloeien uit de verkiezingsprocedure, aanplakken.
Er moet worden benadrukt dat indien deze data samenvallen met een zondag of een gewone inactiviteitsdag in de onderneming, de verrichting ten laatste aan de vooravond van die zondag of die gewone inactiviteitsdag moet zijn uitgevoerd95.
4.2.8 Personen of diensten belast met het overhandigen/versturen van de oproepingsbrieven voor de verkiezingen De oproepingen moeten ten laatste op dag X + 80 in de onderneming aan de kiezers worden overhandigd. De kiezer die op de dagen waarop de oproepingsbrief wordt overhandigd niet in de onderneming aanwezig is, wordt opgeroepen per aangetekende brief of door eender welk middel voor zover de werkgever een bewijs kan leveren van verzending van deze oproepingsbrief en van ontvangst door de bestemmeling. De naam van de persoon of van de verantwoordelijke dienst moet worden overgemaakt op dag X.
4.3 Tussen dag X en dag Y
4.3.1 Bezwaren tegen de gegevens vermeld in het bericht Het indienen van het beroep verloopt in drie fases:
(i) het bezwaar:
- een beslissing van het betreffende orgaan inzake het bezwaar;
- een beroep bij de Arbeidsrechtbank tegen de beslissing van het betreffende orgaan.
(ii) Tussen X en X + 7: de bezwaren
Binnen de 7 dagen na de aanplakking van het bericht waarbij de datum van de verkiezingen (van X tot X + 7) wordt aangekondigd, kunnen de werknemers evenals hun representatieve organisaties, bij de OR of het CPBW, of bij ontstentenis daarvan bij de werkgever96 een bezwaar indienen tegen97:
- de kiezerslijsten: niet inschrijving van kiezers, de inschrijving van kiezers die niet mochten worden ingeschreven, onjuistheden betreffende de verplichte vermeldingen;
- de vaststelling van het aantal mandaten per orgaan en per categorie;
- de lijst van het leidinggevend personeel indien op deze lijsten een persoon voorkomt die op X 35 geen leidinggevend functie vervult;
- de lijst van de kaderleden indien n van de opgenomen personen op X - 35 geen functie vervult zoals opgegeven.
95 Art. 1, 2 van de Wet van 4 december 2004 betreffende de Sociale Verkiezingen. 96 Een klacht ingediend bij de personeelsdirecteur en niet bij de afgevaardigde bestuurder is niet geldig en leidt tot de
onontvankelijkheid van het beroep voor de Arbeidsrechtbank (Arbrb. Brussel 13 maart 1995, A.R. nr. 82.836/95). 97 Art. 30 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
28
(iii) Tussen X + 7 en X + 14: beslissing van het betreffende orgaan
De OR of het CPBW of bij ontstentenis ervan, de werkgever, spreken zich binnen 7 dagen na het verstrijken van de termijn voor het indienen van het bezwaar uit. Op de dag van zijn beslissing laat de OR of het CPBW of bij ontstentenis ervan, de werkgever, ingeval van wijziging, een bericht van rechtzetting aanplakken98, die ook elektronisch beschikbaar kunnen worden gesteld, op voorwaarde dat alle werknemers er tijdens hun normale werkuren toegang toe hebben.
Bij ontstentenis van een OR of een CPBW wordt dit bericht van rechtzetting eveneens medegedeeld aan de betrokken representatieve werknemersorganisaties, hetzij via de webapplicatie van de website van de FOD WASO of rechtstreeks bij het hoofdkantoor van deze organisaties. De gecorrigeerde kieslijsten worden alleen meegedeeld als er geen OR, CPBW of vakbondsdelegatie is waarin alle representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn.
De wijzigingsaankondiging moet de volgende verklaring bevatten: "Om de afvaardiging die zal worden verkozen een werkelijk vertegenwoordigend karakter te geven, hebben alle werknemers tot plicht aan de stemming deel te nemen".
(iv) Tussen X + 15 en X + 21: beroep tegen de beslissingen van het betreffende orgaan
Binnen de 7 dagen die volgen op het verstrijken van de termijn binnen dewelke de OR of het CPBW of bij ontstentenis daarvan, de werkgever, zich diende uit te spreken over de klachten, kunnen de betrokken werknemers en de representatieve werknemersorganisaties een beroep instellen tegen deze beslissing of bij afwezigheid van een beslissing, bij de Arbeidsrechtbank99.
De Arbeidsrechtbank moet uitspraak doen binnen de 7 dagen die volgen op de ontvangst van het beroep. Tegen deze uitspraak kan geen beroep of verzet worden aangetekend.
In voorkomend geval maakt de beslissing van de Arbeidsrechtbank het voorwerp uit van een rechtzetting van de aanplakking, die langs elektronische weg aan de werknemers ter beschikking kunnen worden gesteld, op voorwaarde dat alle werknemers er tijdens hun normale werkuren toegang toe hebben. Een kopie van het gecorrigeerde advies moet ook via de toepassing van de FOD WASO worden meegedeeld.
98 Art. 31 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 99 Art. 31bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, ingevoegd door artikel 11 van de Wet
van 2 juni 2015; een beroep bij de Arbeidsrechtbank is niet mogelijk als de kiezerslijst niet het voorwerp is geweest van een klacht bij de OR of het CPBW (Cass. 19 december 1983, J.T.T. 1984, 81; Arbrb. Brussel 5 mei 1995, A.R. nr. 85.750/95; Arbrb. Brussel 13 maart 1995, A.R. nr. 81.836/95).
29
4.3.2 Definitieve sluiting van de lijsten De definitieve sluiting van de kiezerslijsten100, van de lijst van het leidinggevend personeel, van de lijst van de kaderleden en de definitieve vaststelling van het aantal mandaten per orgaan en per categorie, gebeurt:
- bij het verstrijken van de termijn voor het indienen van een bezwaar indien geen enkel bezwaar werd ingediend (zijnde op X + 7);
- bij het verstrijken van de termijn om beroep in te stellen tegen de beslissing of bij afwezigheid van de beslissing van de OR of het CPBW of de werkgever, indien een klacht werd ingediend maar geen beroep werd ingesteld tegen de beslissing of bij afwezigheid van een beslissing (zijnde op X + 14);
- op het ogenblik waarop de Arbeidsrechtbank zijn beslissing neemt in het geval van beroep tegen de beslissing van de OR of CPBW of de werkgever (zijnde op X + 28).
4.3.3 Voorstelling van de kandidaten (i) Toekenning van nummers
De representatieve interprofessionele werknemersorganisaties (A.B.V.V., A.C.V. en A.C.L.V.B.) en in voorkomend geval de representatieve organisaties van de kaderleden (zijnde de N.C.K. in het geval een personeelsafvaardiging voor de OR moet worden verkozen) vragen aan de Minister van Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg om een volgnummer voor de kandidatenlijsten die zij voordragen, te bekomen.
De volgnummers worden bij lottrekking bepaald door de Minister. Een eerste loting legt de volgnummers vast die worden toegekend aan de organisaties die kandidaten voor de verkiezingen van de personeelsafgevaardigden voor de OR's de CPBW's moeten voordragen. Bij een tweede loting worden de nummers vastgesteld die worden toegekend aan de organisaties die slechts kandidaten voor de verkiezing van de personeelsafvaardiging van n van deze organen mogen voordragen (in de praktijk is enkel de N.C.K. in deze situatie).
Aan de lijsten van de kandidaten arbeiders, kandidaten bedienden, kandidaten kaderleden en kandidaten jeugdige werknemers die door dezelfde organisatie worden voorgedragen, wordt hetzelfde nummer toegekend101.
De organisaties die aan de Minister geen nummer hebben gevraagd of geen nummer hebben verkregen, verkrijgen een niet door de Minister toegekend nummer door aanvraag hiertoe in te dienen bij de werkgever op het ogenblik van de voorstelling van hun lijst.
Ook de kaderleden die individueel een lijst indienen moeten bij de indiening van hun lijst, de toekenning van een niet door de Minister toegekend nummer aan de werkgever aanvragen. Dit volgnummer wordt bepaald door
100 Art. 32 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 101 Art. 34 en 35 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
30
lottrekking indien meerdere nummeraanvragen bij de werkgever werden ingediend na de dag X + 35 en voor de dag X + 40.
(ii) Samenstelling van de kandidatenlijsten en voordracht van de lijsten
Tot uiterlijk X + 35, kunnen de interprofessionele werknemersorganisaties of hun volmachthebbers bij de werkgever hun kandidatenlijsten indienen. Deze volmachthebbers kunnen ook gemandateerd worden om de latere kiesverrichtingen uit te voeren102. Deze organisaties mogen slechts een volmacht geven voor n kandidatenlijst per categorie van werknemers waaraan n of meer mandaten werden toegekend103.
Voor de voordracht van kaderleden door groepen van kaderleden gelden volgende bijkomende voorwaarden:
- in een onderneming met 15 tot 49 kaderleden: minimum 5 ondertekenaars die de lijst ondersteunen;
- in een onderneming met 50 tot 99 kaderleden: minimum 10 ondertekenaars die de lijst ondersteunen;
- in een onderneming met 100 kaderleden en meer: minimum 10% ondertekenaars die de lijst ondersteunen.
Een kaderlid mag slechts n lijst ondersteunen.
Met elke lijst ingediend na deze termijn moet geen rekening gehouden worden104. De papieren kandidatenlijsten moeten conform het model worden opgesteld overeenkomstig de bijlage bij de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen105.
De huislijsten van kandidaat-kaderleden voor de verkiezing van de leden van de OR, moeten steeds via papieren weg worden ingediend, zij kunnen niet worden gepload op de webapplicatie. In dat geval zullen de verlengingstermijnen en de toepassingsmodaliteiten worden bekendgemaakt door middel van een bericht op de website van de FOD WASO106.
Wanneer de representatieve werknemersorganisatie of de representatieve organisatie van kaderleden een bepaalde wijze van voordracht in een bepaalde onderneming heeft gekozen, is zij ertoe gehouden deze wijze aan te houden voor alle verdere handelingen die betrekking hebben op de voordracht van kandidaten, met inbegrip van de aanpassing van de lijst of de vervanging van n of meer voorgedragen kandidaten107.
Een vermoeden werd eveneens ingevoerd: elke kandidatenlijst die via elektronische weg wordt ingevoerd op de webapplicatie van de FOD WASO
102 Art. 33, 2 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 103 Art. 20ter Wet 20 september 1948. 104 Arbrb. Brussel (25ste k.) 23 april 2008, A.R. nr. 5451/08. 105 Art. 33, 2 van de Wet van 4 december 2007, gewijzigd door art. 13 van de Wet van 2 juni 2015. 106 Art. 33, 2, van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door artikel 13 van
de Wet van 5 juni 2015. 107 Art. 33, 2, van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door artikel 13 van
de Wet van 5 juni 2015.
31
wordt vermoed te zijn gepload door de betrokken representatieve organisatie van werknemers of kaderleden108. Indien, omwille van technische redenen, de webapplicatie niet toelaat om kandidatenlijsten of aanpassingen eraan of vervangingen via elektronische weg binnen de wettelijk bepaalde termijn, zal een bijkomende termijn ten belope van de duurtijd van de niet-toegankelijkheid van de webapplicatie worden toegekend (bekendmaking via de website van de FOD WASO). De kandidatenlijsten mogen niet meer kandidaten omvatten dan er mandaten van effectief en plaatsvervangende leden zijn toe te kennen109. Sinds de wet van 2003 mag, om een abnormaal aantal kandidaatstellingen te voorkomen, het aantal kandidaatstellingen ingediend door een interprofessionele organisatie of hun volmachthebbers niet meer bedragen dan tweemaal het aantal in te vullen mandaten, ongeacht het aantal betrokken centrales. Als verscheidene mandaten worden voorzien voor de verschillende categorien van het personeel (arbeiders, bedienden, kaderleden, jeugdige werknemers), moeten onderscheiden kandidatenlijsten worden neergelegd voor de verschillende categorien. Er mag geen zelfde kandidaat op meer dan n kandidatenlijst worden voorgedragen110. De kandidaten moeten behoren tot de categorie waarvoor zij ter verkiezing worden voorgedragen111 en moeten behoren tot de TBE waar hun kandidatuur wordt voorgedragen112. Wel mag men zich kandidaat stellen voor zowel de OR als voor het CPBW. Om verkiesbaar te zijn, moet de kandidaat voorgedragen worden door de organisaties die de bevoegdheid kregen hiertoe over te gaan en lid zijn van deze organisatie113. Daarenboven moet de werknemer aan de volgende verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen:
108 Art. 33, 2, van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door artikel 13 van de Wet van 5 juni 2015.
109 Art. 33, 2, van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door artikel 13 van de Wet van 5 juni 2015.
110 Arbrb. Charleroi (5de k.) 13 juni 2008, A.R. nr. 5824/08. 111 Arbrb. Brussel (25ste k.) 13 juni 2008, A.R. nr. 5439/08; Arbrb. Charleroi (5de k.) 25 april 2008, A.R. nr. 08/1504/A. 112 Art. 33 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen; Arbrb. Brussel, 24 april 1995, A.R. nr.
84.991/95. 113 GwH 12 maart 2008, nr. 48/2008, rolnr. 4415; Arbrb. Brussel (22ste k.) 30 april 2008, A.R. nr. 5823/08; Arbrb. Brugge 7
mei 2008, A.R. nr. 08/862/A; Arbrb. Mechelen (2de k.) 28 april 2008, A.R. nr. 08/534/A.
32
- verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst of een leercontract114, of een gelijkgestelde werknemer zijn;
- tenminste 18 jaar oud zijn;
- de leeftijd van 65 niet hebben bereikt;
- geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel noch de hoedanigheid hebben van preventieadviseur van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk115, noch de hoedanigheid hebben van vertrouwenspersoon in de zin van de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk116;
- deel uitmaken van de TBE waarin hun kandidatuur voorgedragen wordt117;
- een zekere ancinniteit bewijzen en aldus minstens zes maand ononderbroken118 tewerkgesteld zijn in de juridische entiteit waartoe de onderneming behoort of in de technische bedrijfseenheid gevormd door verschillende juridische entiteiten, ofwel tewerkgesteld zijn krachtens een arbeids- of een leerovereenkomst of krachtens gelijkaardige voorwaarden in de juridische entiteit waartoe de onderneming behoort of in de technische bedrijfseenheid, gevormd door verschillende juridische entiteiten in het jaar 2015, gedurende in totaal minstens 9 maanden tijdens meerdere periodes119.
114 Het kan voorkomen dat een kandidaat reeds zijn vooropzeg kreeg, of zelfs reeds het bedrijf verlaten heeft. De datum van ontslag is dan doorslaggevend. De Wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden bepaalt dat de bescherming die de kandidaten genieten (betreffende hun ontslag) loopt vanaf de 30ste dag vr de dag X. Als de kandidaat ontslagen wordt na deze 30ste dag blijft zijn kandidatuur geldig (als hij voldoet aan de andere verkiesbaarheidsvoorwaarden). De dag X - 30 is dus een essentieel en houdt in dat desgevallend de werknemers beschermd worden zonder dat de werkgever op de hoogte is van hun kandidatuur. Deze situatie kan aanleiding geven tot rechtsmisbruik door de representatieve organisaties. Toch is de rechtspraak zeer weinig geneigd rechtsmisbruik aan te nemen als grond voor een ongeldige kandidatuur. Zo bijvoorbeeld heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel beslist dat het feit dat men zich kandidaat stelt na ontlag wegens zware fout op zich, niet volstaat om het onrechtmatig karakter van deze kandidatuur aan te tonen (Arbrb. Brussel, 21 april 1995, A.R.nr. 84.366/95).
115 De preventieadviseur die deel uitmaakt van het personeel van de onderneming waar hij zijn/haar functie uitoefent, mag geen werkgeversvertegenwoordiger, noch werknemersvertegenwoordiger zijn (art. 16 b), par. 2 van de Wet van 20 september 1948 en art. 57 van de Welzijnswet). Zij kunnen dus geen kandidaat zijn op de verkiezingslijsten.
116 Art. 12 en 19 van de Wet van 20 september 1948, zoals gewijzigd door art. 28 en 29 van de Wet van 2 juni 2015; art. 57 van de Welzijnswet, zoals gewijzigd door art. 31 van de Wet van 2 juni 2015. De reglementering is voortaan in lijn met wat er reeds bestond op het niveau van het CPBW. Het doel van deze wijziging is dan ook het waarborgen van de onafhankelijkheid van de vertrouwenspersoon binnen de onderneming (zie wetsontwerp tot wijziging van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, van de Wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en van de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, Parl.St. Kamer 2014-15, nr. 54K1048001); Er werd eveneens voorzien in een overgangsbepaling voor de vertrouwenspersoon die als werknemers- of werkgeversvertegenwoordiger aangeduid werden vr de inwerkingtreding van de nieuwe wet (22 juni 2015) zie art. 30 en 32 van de Wet van 2 juni 2015. Deze kunnen hun functie als vertrouwenspersoon blijven uitoefenen tot de sociale verkiezingsperiode van 2020, zelfs indien ze vallen onder de toepassing van de onverenigbaarheden die de Wet van 2 juni 2015 invoert.
117 Arbrb. Gent, mei 1995 A.R. 119.105/95. 118 De rechtbank van Gent heeft beslist dat een korte onderbreking van drie dagen tussen twee overeenkomsten voor een
bepaalde tijd niet van die aard is de ancinniteit van de werknemer te verbreken (Arbrb. Gent 25 april 1995, A.R.nr.119106/95). De oorzaken van schorsing van uitvoering van de overeenkomst hebben geen invloed op de ancinniteitvoorwaarden (Arbrb. Nijvel 19 april 1995, A.R. nr.8030W/95).; Arbrb Bergen (9de k.) 21 april 2008, A.R. nr. 08/894/A; Arbrb. Kortrijk 7 mei 2008, A.R. nr. 08/614/A. 119 Arbrb. Turnhout (1ste k.) 9 april 2008, A.R. nr. 08/586/A en 14 april 2008, A.R. nr. 08/642/A.
33
Het voorkomen op de kiezerslijsten is geen voorwaarde voor de kandidatuurstelling120.
De verkiesbaarheidsvoorwaarden moeten vervuld zijn op de datum van de verkiezingen (dag Y).
De kandidatenlijsten worden ten laatste op X + 40 ter kennis gebracht van de werknemers, door aanplakking van een bericht op dezelfde plaats als het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt. Het is expliciet voorzien voor de verkiezingen van 2020 (zoals reeds voor de verkiezingen van 2012) dat de aanplakking van de kiezerslijsten vervangen mag worden door een elektronische mededeling indien dit ook gebeurd is voor de aanplakkingen van dag X en voor zover de werknemers hiertoe toegang hebben tijdens de werkuren.
Dit bericht vermeldt:
- de namen van de kandidaten-arbeiders;
- de namen van de kandidaten-bedienden;
- de namen van de kandidaten-jeugdige werknemers;
- de namen van de kandidaten-kaderleden.
De werkgever moet de lijsten aanplakken zoals ze hem meegedeeld werd door de organisaties of hun volmachthebbers, zelfs indien de lijst niet geldig is omdat ze bijvoorbeeld meer kandidaten bevat dan toegelaten121. Ten einde de opeenstapeling van aangeplakte documenten te vermijden is de termijn van aanplakking beperkt tot 15 dagen volgend op de aanplakking van de uitslag van de stemming; enkel het bericht met de aankondiging van de verkiezingsuitslagen blijft aangeplakt tot de vierentachtigste dag na de aanplakking ervan122.
De wet van 4 april 2019 voegt in dit advies een verplichte vermelding toe: "Om de afvaardiging die zal worden verkozen een werkelijk vertegenwoordigend karakter te geven, hebben alle werknemers de plicht aan de stemming deel te nemen." Het bestaan van deze vermelding brengt echter geen wettelijke (en gesanctioneerde) verplichting tot deelname aan de stemming met zich mee.
(iii) Beindiging van de verkiezingsprocedure in geval van afwezigheid van lijsten.
De verkiezingsprocedure wordt stopgezet wanneer geen enkele kandidatenlijst is ingediend op de dag X + 40, voor geen enkele werknemerscategorie of alle geldig ingediende kandidaturen ingetrokken werden overeenkomstig artikel 37 van de Wet van 4 december 2007, of nog
120 Arbrb. Gent (6de k.) 15 april 2008, A.R. nr. 08/809/A. en daaropvolgend Cass. 5 januari 2009, S.08/0101.N. 121 Cass. 12 maart 1984, Soc.Kron., 1994, 391; Arbrb. Gent 28 mei 1991, A.R.nr. 95806/91. 122 Art. 45 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
34
alle lijsten nietig werden verklaard door de Arbeidsrechtbank in het kader van het beroep geregeld door artikel 39 van de Wet van 4 december 2007123.
Dit is ook het geval wanneer geen enkele kandidatenlijst is neergelegd voor n of meerdere personeelscategorien maar n of meerdere lijsten neergelegd zijn voor ten minste een andere personeelscategorie, of wanneer n enkele representatieve werknemersorganisatie of n enkele organisatie van kaderleden of wanneer enkel n groep van kaderleden een aantal kandidaten voordraagt dat gelijk is aan of lager is dan het aantal toe te kennen gewone mandaten. Enkel in het laatste geval zijn de kandidaten van rechtswege verkozen. De van rechtswege verkozen kandidaat geniet als effectief verkozene van de ontslagbescherming, zelfs indien hij de enige verkozene is en derhalve het orgaan niet zal kunnen functioneren124.
De verkiezingsprocedure wordt eveneens stopgezet wanneer het kiesbureau vaststelt dat alle voorgedragen kandidaten hun kandidatuur hebben ingetrokken en deze kandidaten niet werden vervangen door nieuwe kandidaten125.
Artikel 78 van de Wet betreffende de Sociale Verkiezingen126 voorziet de te respecteren formaliteiten in geval van gehele of gedeeltelijke stopzetting van de kiesprocedure:
- In het geval de procedure stopgezet wordt voor n of meerdere categorien van werknemers wanneer er geen enkele kandidaat voor de(ze) categorie(n) van werknemers is, stelt het stembureau, samengesteld uit de werknemerscategorie met het grootste aantal kiesgerechtigden, de stopzetting van de procedure vast de dag voor de verzending of overhandiging van de oproepingen en vermeldt de redenen waarom er geen stemming was. Deze vaststelling wordt schriftelijk opgesteld in een proces-verbaal van (gedeeltelijke) stopzetting en wordt aangeplakt ter attentie van het personeel of langs elektronische weg ter beschikking gesteld, op voorwaarde dat alle werknemers er tijdens hun normale werkuren en uiterlijk twee dagen na de geplande verkiezingsdatum toegang toe hebben.
- Indien er een eind aan de procedure wordt gemaakt omdat n enkele representatieve werknemersorganisatie of n enkele representatieve organisatie van kaderleden of n groep van kaderleden voor n of meerdere werknemerscategorien een kandidatenlijst heeft neergelegd waarvan het aantal inferieur of gelijk is aan het aantal in te vullen mandaten, dan komt een stembureau bijeen de dag voor de verzending of overhandiging van de oproepingen voor de categorie(n) getroffen door een gedeeltelijke stopzetting. Dit stembureau stelt een proces-verbaal van stopzetting op volgens het model en geeft de redenen aan waarom er niet gestemd is. De kandida(a)t(en) worden van rechtswege verkozen.
123 Art. 78 1 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, gewijzigd door de Wet van 2 juni 2015. 124 Art. 78 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
126 Art. 78 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
35
Uiterlijk twee dagen na de geplande datum van de verkiezingen wordt de kennisgeving van de gedeeltelijke staking van de werkzaamheden ter kennis van het personeel gebracht of langs elektronische weg beschikbaar gesteld, op voorwaarde dat alle werknemers er tijdens hun normale werkuren toegang toe hebben. De namen van de ambtshalve gekozen werknemers worden ook ter beschikking gesteld.
Deze mededeling aan de FOD WASO en de werknemersorganisaties gebeurt langs elektronische weg op de webapplicatie die precies daartoe werd voorzien op de website van de FOD WASO127. De werkgever/de directeur van het bureau heeft inderdaad de mogelijkheid om een kopie van de beslissing/het proces-verbaal up te loaden via de webapplicatie van de FOD WASO.
4.3.4 Van X + 35 tot X + 80: Klachten en beroepen tegen de kandidatenlijsten (i) Klachten
De termijn om klacht in te dienen of beroep aan te tekenen tegen de kandidatenlijsten zijn vaste termijnen.
Ten laatste op X + 47 kunnen de werknemers die op de kiezerslijsten voorkomen, alsmede de representatieve werknemersorganisaties en de representatieve organisaties van kaderleden die zelf een lijst hebben voorgedragen, bij de werkgever klacht indienen tegen de kandidatenlijsten128.
Indien de werknemers hun kandidatuur wensen in te trekken, moeten ze dit ter kennis brengen van hun werkgever binnen dezelfde termijn129.
De werkgever brengt de klacht of de intrekking van de kandidatuur over zowel aan de organisatie die de betwiste kandidatuur heeft voorgesteld als naar haar machthebber, voor zover deze een adres heeft gecommuniceerd, of aan de kaderleden die een lijst hebben voorgesteld. De werkgever brengt de klacht over de dag na ontvangst ervan en ten laatste op dag X + 48. De voorlegging gebeurt naar keuze van de werkgever hetzij per post, hetzij per elektronisch weg via de webapplicatie die precies daartoe is voorzien op de website van de FOD WASO130. Alleen als de werkgever ervoor heeft gekozen om de klacht per post door te geven, moet hij deze, indien van toepassing, ook per post aan de vertegenwoordiger van de werkgever doorgeven, mits hij een postadres heeft opgegeven.
In geval van klacht hebben de representatieve organisaties tot X + 54 de tijd om de lijst met voorgedragen kandidaten te wijzigen, indien zij dit nodig achten. De datum van deze wijziging wordt bepaald door de datum van de
127 Art. 78 en art. 68 lid 2 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 128 Art. 37, 1 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 129 Art. 37, 2 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. Gelet op het openbare orde karakter
van de materie, is een terugtrekking van de kandidatuur na dag X+47 niet geldig (Cass. 22 juni 1992, J.T.T 1992, 126. Zie ook Arbrb. Luik (8e k.) 23 april 2012, A.R. 405876 en 405817). In 2000 heeft het Hof van Cassatie echter geoordeeld dat het openbare orde karakter geen dading uitsluit waarbij een werknemer zijn kandidatuur terugtrekt (Cass. 15 mei 2000, J.T.T. 2000, 371). 130 Art. 14 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 37, 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
36
verzending per post of door de datum die door de webapplicatie is toegekend. Deze wijziging dient te worden medegedeeld op een document overeenkomstig het model als bijlage bij de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen131. Er is echter n beperking. De kandidaten die het voorwerp zijn van een klacht omdat ze niet voldoen aan n van de verkiesbaarheidsvoorwaarden mogen niet vervangen worden wanneer ze geen deel uitmaakten van de onderneming op dag X 30132.
Ten laatste op X + 56 moet de werkgever opnieuw de kandidatenlijsten laten aanplakken op dezelfde plaatsen als het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt. De werkgever is steeds verplicht deze lijsten te laten aanplakken, ter bevestiging, ook als er geen enkele wijziging werd aangebracht en zelfs indien geen enkele klacht werd ingediend133. De aanplakking kan niettemin vervangen worden door het ter beschikking stellen van een elektronisch document, voor zover alle werknemers hiertoe toegang hebben tijdens hun normale werkuren134.
(ii) Beroep bij de Arbeidsrechtbank
- In geval van voorafgaande klacht
Binnen de vijf dagen die volgen op het verstrijken van de termijn voorzien voor de aanplakking van de kandidatenlijsten, m.a.w. tussen X + 56 en X + 61135, kunnen de betrokken werknemers, de betrokken representatieve werknemersorganisaties en de betrokken representatieve organisaties van kaderleden bij de Arbeidsrechtbank een beroep instellen tegen de voordracht van kandidaten die tot een klacht aanleiding heeft gegeven. De ontvankelijkheid van het beroep is dus afhankelijk van een voorafgaande klacht op niveau van de onderneming136.
De werkgever kan eenzelfde beroep instellen tegen de voordracht van kandidaten, wanneer de kandidaturen of de kandidatenlijsten niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van de Wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, van de Welzijnswet van 4 augustus 1996 en de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door de Wet van 2 juni 2015137.
131 Art. 14 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 37, 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
132 Art. 37, 1 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 133 Art. 37, 5-7 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door art. 14 van de
Wet van 2 juni 2015. 134 Art. 14 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 37 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale
Verkiezingen. 135 Arbrb. Brussel (25ste k.) 21 april 2008, A.R. nr. 5342/08. 136 Art. 39 van de Wet Van 4 december 2007, zoals gewijzigd door art. 16 van de Wet van 2 juni 2015; Arbrb. Mechelen 23
maart 1987, R.W. 1987-88, 478; Arbrb. Antwerpen 7april 1987, A.R. nr. 162.664. 137 Art. 16 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 39 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale
Verkiezingen.
37
De Arbeidsrechtbank doet uitspraak binnen de 14 dagen die volgen op de dag van ontvangst van het beroep, zijnde ten vroegste op X + 61 en ten laatste op X + 75.
Tegen deze beslissing staat geen beroep noch verzet open138.
- Bij gebreke aan een voorafgaande klacht
Indien er geen klacht werd ingediend, kan enkel de werkgever een beroep instellen bij de Arbeidsrechtbank.
Hij moet dit beroep instellen binnen de 5 dagen na het vervallen van de termijn om klachten in te dienen, zijnde tussen X + 47 en X + 52.
De werkgever kan dus niet op eigen initiatief veranderingen aanbrengen aan de kandidatenlijsten.
De rechtbank doet uitspraak binnen de 14 dagen die volgen op de dag van ontvangst van het beroep, hetzij tussen X + 52 en X + 66.
Tegen haar beslissing staat geen beroep noch verzet open.
4.3.5 Stembureaus Er moeten kiescolleges worden samengesteld (drie voor het comit arbeiders, bedienden en jeugdige werknemers, en vier voor de OR arbeiders, bedienden, kaderleden en jeugdige werknemers).
Voor de samenstelling van de kiescolleges, moet rekening gehouden worden met het aantal werknemers dat voor elke categorie (behalve de categorie van kaderleden) op de kiezerslijsten is ingeschreven na het afsluiten ervan.
Slechts wanneer een categorie 25 werknemers bevat wordt van deze categorie een afzonderlijk kiescollege samengesteld.
Voor wat betreft de kaderleden, moet rekening gehouden worden met de nominatieve lijst van kaderleden doorgegeven op de dag X.
Op deze lijst moeten ten minste 15 kaderleden voorkomen opdat een afzonderlijk kiescollege zou worden opgestart.
De bepalingen betreffende de kiescolleges moeten strikt genterpreteerd worden, zo bv. kan de werknemer niet met alle afgevaardigden overeenkomen om 2 verschillende kiescolleges op te richten wanneer de onderneming 54 arbeiders en 12 bedienden telt.139.
Er moet minstens 1 stembureau worden opgericht per kiescollege. De raad of het comit of, bij ontstentenis ervan, de werkgever, stelt de stembureaus samen per kiescollege.
In akkoord met de vakbondsafvaardiging wijst hij op de dag X + 40, onder het personeel van de onderneming, de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter aan van elk bureau dat wordt opgericht.
138 Art. 16 3 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 39 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
139 Arbrb. Mechelen 6 juni 1983, A.R. nr. 28057.
38
Deze voorzitters mogen niet op een kandidatenlijst voorkomen, maar kunnen wel deel uitmaken van een andere categorie dan de categorie voor de welke het bureau dat door de (substituut) voorzitter werd opgericht.
Indien op de dag X + 40 geen akkoord bereikt is, stelt de werkgever de sociaal inspecteur-districtshoofd van de Inspectie der sociale wetten van het rechtsgebied daarvan in kennis. Deze mag hetzij het voorzitterschap van een hoofdbureau bekleden en de voorzitters en plaatsvervangende voorzitters van de andere bureaus aanwijzen, hetzij de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van het hoofdbureau en van de andere bureaus aanstellen, in geval hij verhinderd is het voorzitterschap van het hoofdbureau op zich te nemen.
Alle leden van de bureaus moeten worden aangeduid uiterlijk op de dag X + 54.
De voorzitter van elk stembureau wijst zijn secretaris aan alsook een plaatsvervangende secretaris. De OR of het CPBW, of bij gebrek daaraan de voorzitter, wijst 4 bijzitters aan.
Op de dag X + 60 laat de raad of het comit, of indien er nog geen is, de werkgever, een bericht aanplakken of stelt het elektronisch beschikbaar, op voorwaarde dat alle werknemers er tijdens hun normale werkuren toegang toe hebben, waarop de samenstelling van de stembureaus en de indeling van de kiezers per bureau zijn aangegeven140.
Het bericht wordt aangeplakt op dezelfde plaatsen als het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt.
De organisaties die kandidaten hebben voorgedragen ontvangen een afschrift van dit bericht.
De betrokken representatieve organisaties van werknemers en kaderleden mogen, indien zij dit wensen, getuigen aanwijzen die ermee belast worden in elk stembureau het verloop der verrichtingen te volgen. Deze getuigen moeten werknemers van de onderneming zijn141. De aanwijzing gebeurt ten laatste op de dag X + 70 en de getuigenlijsten worden aan de werkgever meegedeeld, eventueel elektronisch via de webapplicatie op de website van de FOD WASO.
4.3.6 Verbetering naam Uiterlijk op X + 47 betekenen de kandidaten aan de werkgever de verbeteringen aan hun naam of hun voornaam zoals die voorkomt op de aangeplakte, voorlopige kandidatenlijsten. De namen van de kandidaten kunnen worden gevolgd door hun gebruikelijke namen142.
4.3.7 Definitieve afsluiting van de kandidatenlijsten Normaal gezien worden de kandidatenlijsten afgesloten ten laatste op de dag X + 75, m.a.w. op de laatste dag dat de Arbeidsrechtbank een beslissing had kunnen nemen betreffende de kandidaturen.
140 Art. 43 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 141 Art. 44 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 142 Art. 40 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen zoals gewijzigd door de wet van 4 april 2019.
39
Toch bestaat de mogelijkheid voor de representatieve werknemersorganisaties, de representatieve organisaties van kaderleden of de kaderleden om in de limitatief opgesomde gevallen van artikel 38 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen de lijst nog in extremis te wijzigen.
De enige gevallen waarin dit is toegelaten zijn:
- het overlijden van een kandidaat;
- het ontslag gegeven door een kandidaat uit zijn betrekking in de onderneming;
- het ontslag gegeven door een kandidaat uit de representatieve organisatie die hem heeft voorgedragen;
- de intrekking door de kandidaat van zijn kandidatuur;
- de wijziging van categorie van een kandidaat.
De wijzigingen kunnen doorgevoerd worden ten laatste tot de dag X + 76, en moeten door de werkgever worden aangeplakt ten laatste op dag X + 77 van zodra de vervanging hem betekend is per post of elektronisch via de webapplicatie van de FOD WASO. De vervanging dient te worden meegedeeld op een document overeenkomstig het model als bijlage bij de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen143. De aanplakking kan vervangen worden door het ter beschikking stellen van een elektronisch document, voor zover alle werknemers hiertoe toegang hebben tijdens hun normale werkuren144. Van de in X + 77 bedoelde termijn voor de bekendmaking van de definitieve lijsten kan worden afgeweken door de definitieve lijsten uiterlijk op de eerste dag van de normale bedrijfsactiviteit van de onderneming na de dag van ontvangst aan te plakken, indien de kennisgeving van de vervanging op een zondag of een dag van inactiviteit van de onderneming die samenvalt met X + 76, heeft plaatsgevonden.
Na deze dag (X + 77) mogen de kandidatenlijsten niet meer worden gewijzigd. Geen enkel beroep is meer mogelijk tegen deze lijsten. Alleen de nietigverklaring van de verkiezingen kan nog gevraagd worden indien men een onwettelijke kandidatuur vaststelt.
4.3.8 Het opmaken van de stembiljetten Van zodra de kandidatenlijsten definitief zijn (m.a.w. vanaf de dag X + 77), moet de werkgever overgaan tot het opmaken en het drukken van de stembiljetten. Deze stembiljetten moeten overeenstemmen met het model als bijlage bij de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen145.
143 Art. 15 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 38 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
144 Art. 36, 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 145 Art. 17 van de Wet van 2 juni 2015.
40
De lijsten moeten overeenkomstig de bij de loting bepaalde volgorde worden gerangschikt. De namen van de kandidaten worden ingeschreven in volgorde van hun voordracht146.
4.3.9 Aanpassing van de kiezerslijsten
Ten laatste aan de vooravond van het versturen of het overhandigen van de oproepingsbrieven voor de verkiezing (m.a.w. de dag X + 77) schrapt de OR, het comit of, bij ontstentenis daarvan, de vakbondsafvaardiging bij een beslissing genomen met nparigheid van stemmen, de werknemers die geen deel meer uitmaken van de onderneming op het ogenblik waarop de beslissing wordt genomen alsook uitzendkrachten die niet voldoen aan de kiesvoorwaarden, van de kiezerslijsten147. Deze beslissingen zijn niet vatbaar voor beroep.
De eventuele schrappingen hebben geen gevolgen voor de samenstelling van de kiescolleges- en bureaus.
4.3.10
Oproeping voor de verkiezingen
De oproepingsbrief voor de verkiezingen wordt ten laatste op de dag X + 80 aan de kiezers overhandigd. Een bericht dat aangeplakt wordt of een elektronische beschikbaarstelling van het document, op voorwaarde dat alle werknemers er tijdens de normale werkuren toegang toe hebben op de dag van deze overhandiging duidt aan dat deze heeft plaatsgehad.
De werkgever informeert de werknemers van de datum en de plaats van de overhandiging door middel van een aangeplakt bericht.
De kiezer die gedurende de dag waarop de oproepingsbrief moet worden overhandigd niet in de onderneming aanwezig is, wordt opgeroepen bij een dezelfde dag ter post aangetekende brief of door eender welk middel voor zover de werkgever een bewijs kan leveren van verzending van deze oproepingsbrief en van ontvangst door de bestemmeling148. Bij gebrek aan een bewijs van ontvangst door de geadresseerde, wordt de kennisgeving uiterlijk op dag Y - 8 per aangetekende brief verzonden. Van deze laatste verplichting kan met eenparigheid van stemmen binnen de OR of het CPBW worden afgezien door de vaststelling van de alternatieve methoden voor het bijeenroepen van vergaderingen en de modaliteiten. De werkgever verstrekt de OR of het CPBW een lijst van de kiezers op wie deze overeenkomst van invloed is, met inachtneming van het beginsel van vertrouwelijkheid. Deze overeenkomst wordt ook meegedeeld aan de zetel van de werknemersvertegenwoordigende organisaties.149
In geval per brief wordt gestemd is het voortaan toegestaan om de oproepingsbrieven en de stembiljetten tegen ontvangstbewijs te overhandigen aan de werknemers aanwezig in de onderneming ten laatste tien dagen voor de datum van de verkiezingen. De werkgever blijft gehouden om de werknemers die moeten
146 Wanneer stembiljetten onregelmatigheden bevatten, komt het toe aan het soeverein oordeel van de rechter om te bepalen of deze onregelmatigheden van die aard waren dat ze de verkiezingen hebben benvloed. Zie Arbrb. Nijvel (afd. Waver, 2e k.) A.R. 12/1100/A.
147 Art. 46 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
148 Art. 47 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
149 Art. 47, lid 2 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen zoals gewijzigd door artikel 22 van de wet van 4 april 2019.
41
kunnen stemmen per brief en die niet aanwezig waren op de dagen van de overhandiging van de oproepingsbrieven op te roepen door middel van aangetekende brief.
In voorkomend geval kan de aangetekende verzending zowel de oproeping en de stembiljetten voor de verkiezing van de raad als van het comit bevatten, alsook de stembiljetten voor arbeiders en bedienden in geval van een gemeenschappelijk kiescollege150.
De oproepingsbrief moet de volgende vermelding bevatten:
"Om de afvaardiging die zal worden verkozen een werkelijk vertegenwoordigend karakter te geven hebben alle werknemers tot plicht aan de stemming deel te nemen".
De oproeping moet ook ten minste melding maken van de datum en de plaats van de verkiezingen, alsook van het stembureau waarbij de werknemer zich moet aanmelden151.
4.3.11
Schorsing van de procedure
De kiesprocedure kan geschorst worden op aanvraag van een representatieve organisatie die kandidaten kan voorstellen indien:
- gedurende X en Y de meerderheid van de arbeiders- of bediendencategorie in kwestie in een staking betrokken is;
- tussen X en Y 25% van de werknemers van de arbeiders- of bediendencategorie in kwestie tijdelijk werkloos is152.
De werkgever en de representatieve werknemersorganisatie die kandidaten kunnen voordragen, kunnen niettemin beslissen om de verkiezingsprocedure verder te zetten. Bij gebreke aan akkoord, stellen zij de datum vast tot wanneer de procedure zal geschorst worden. Indien zij dit niet doen, begint de schorsing te lopen op het moment waarop de voorgaande schorsingsvoorwaarden zijn vervuld en neemt de schorsing een einde de dag waarop de schorsingsvoorwaarden niet langer zijn vervuld153.
4.4 Op dag Y: stemverrichtingen
4.4.1 Het stemmen De stemming vindt plaats 90 dagen na de bekendmaking van de verkiezingsdatum.
Het stembureau draagt de verantwoordelijkheid voor de kiesverrichtingen. De werkgever moet het stembureau alle faciliteiten verlenen die voor het vervullen van de taak vereist zijn154.
150 Art. 47 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 151 Art. 47 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 152 Art. 13 1 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door art. 8 van de Wet
van 2 juni 2015. 153 Art. 13 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 154 Art. 48 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
42
De werkgever moet het voor elk bureau bestemd lokaal zo inrichten, dat het geheim van de stemming wordt bewaard155 .
De voorzitter handhaaft de orde en zorgt ervoor dat de kiesverrichtingen regelmatig verlopen156. Hij vergewist er zich van dat de stembiljetten op een bepaalde manier gevouwen zijn en overhandigt persoonlijk de stembiljetten aan de werknemers157.
Het stembureau moet volledig zijn om tot de stemverrichtingen te kunnen overgaan.
De openingsuren van de stembureaus moeten derwijze worden vastgesteld dat alle werknemers tijdens de werkuren aan de stemming kunnen deelnemen.
De kiesverrichtingen hebben plaats op een werkdag en moeten op dezelfde dag beindigd zijn. Nochtans, wanneer het niet mogelijk is de kiesverrichtingen tot n dag te herleiden, mogen zij gedurende verscheidene, zelfs niet achtereenvolgende werkdagen worden voortgezet, na akkoord van de OR of van het CPBW, of, bij ontstentenis daarvan, de vakbondsafvaardiging158.
De kiezer mag niet meer stemmen uitbrengen dan er effectieve mandaten te verdelen zijn159.
Het is ook mogelijk om een systeem van elektronisch stemmen te gebruiken. Het besluit om langs elektronische weg te stemmen wordt genomen door de OR, het CPBW of, bij gebreke daarvan, door de werkgever in overleg met de vakbondsdelegatie. Deze overeenkomst specificeert de specifieke aanvraagprocedures die eigen zijn aan de onderneming om de geheimhouding van de stemming te garanderen en om elke invloed op het verkiezingsgedrag tijdens de stemming te vermijden.160 Het informaticasysteem dat desgevallend zou worden gebruikt, moet aan de in artikel 71 en 72 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen bepaalde voorwaarden beantwoorden. Deze artikels hebben de verplichting opgeheven om magnetische kaarten te gebruiken, de andere voorwaarden blijven behouden.
Bovendien zal het voor het eerst in de sociale verkiezingen van 2020 mogelijk zijn om een stemsysteem op te zetten vanaf de werkplek, d.w.z. op kantoor of thuis als de werknemer op afstand werkt. De modaliteiten van deze stemming vanaf de werkplek moeten in principe unaniem door de OR of het CPBW worden vastgesteld. Als een dergelijk stemsysteem wordt ingevoerd, zal het noodzakelijk zijn om de veiligheid en vertrouwelijkheid van de stemming te kunnen garanderen, evenals het feit dat de kiezer degene is die de elektronische stemming uitbrengt.
4.4.2 Afsluiting van de stemming Wanneer de stemming beindigd is en na eventueel de stemmen per brief ontvangen en gecontroleerd te hebben, sluit het bureau het proces-verbaal van de verkiezingen. Het aantal kiezers die aan de stemming hebben deelgenomen
155 Art. 51 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 156 Art. 53 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 157 Art. 54 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 158 Art. 49 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 159 Art. 56 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 160 Artikel 74 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen zoals gewijzigd door de wet van 4 april
2019.
43
alsmede het aantal teruggenomen en ongebruikte stembiljetten wordt erin opgetekend.
De getuigen hebben het recht hun opmerkingen in het proces-verbaal te doen opnemen.
Het proces-verbaal moet overeenstemmen met het model in bijlage bij de Wet van 4 december 2007161.
4.4.3 De stemopneming Na het sluiten van de stemming, gaat het stembureau over tot de stemopneming. De stemopneming moet voor elke categorie van kandidaten afzonderlijk gebeuren. De voorzitter moet allereerst de omslagen die de stemming per brief bevatten er uit halen. Hij opent deze omslagen en haalt de stembiljetten er uit zonder deze te openen. Daarna ledigt hij de stembussen.
De voorzitter opent de stembus, telt de stembiljetten en verdeelt ze in vier categorien:
- stembiljetten met geldige stemmen;
- verdachte stembiljetten (de procedure betreffende deze stembiljetten is gepreciseerd geweest en in geval van twijfel omtrent de geldigheid van het stembiljet moet de voorzitter het stembiljet paraferen162;
- ongeldige stembiljetten (art. 61 wet 4 december 2007);
- blanco stembiljetten (art. 63 wet van 4 december 2007).
Vervolgens worden het aantal ongeldige stembiljetten, het aantal biljetten met een stem bovenaan de lijst en een stem voor n of meer kandidaten van dezelfde lijst alsook het aantal door elke kandidaat behaalde naamstemmen opgetekend in het proces-verbaal.
Het proces-verbaal wordt dan, samen met de per categorie gerangschikte biljetten, in gesloten omslagen door de voorzitter overhandigd aan de voorzitter van het bureau verantwoordelijk voor de verdeling van de mandaten en de aanwijzing van de gekozenen, indien dit bureau niet bestaat overhandigt de voorzitter alles onmiddellijk aan de werkgever.
4.4.4 Verdeling van de mandaten en aanwijzing van de gekozenen Zodra de verrichtingen van stemopneming zijn afgesloten gaat het hoofdbureau over tot de verdeling van de mandaten en de aanwijzing van de gekozenen.
De verdeling van de mandaten en de aanwijzing van de gekozenen gebeurt afzonderlijk voor elke categorie van de te kiezen kandidaten.
Om tot de verdeling van de mandaten te kunnen overgaan, moet men het aantal stemmen bepalen dat voor elke lijst werd uitgebracht, de mandaten verdelen onder de verschillende lijsten en de gekozenen van elke lijst aanduiden. Artikels 65 en 66 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen bevatten
161 Art. 68 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 162 Art. 62 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
44
gedetailleerde berekeningsregels voor de manier waarop mandaten verdeeld moeten worden.
De plaatsvervangende kandidaten worden op dezelfde manier aangewezen als de gewone kandidaten163.
De namen van de plaatsvervangers en de niet verkozen kandidaten zullen in dezelfde ronde gecommuniceerd worden. Het bureau zal allereerst de gewone gekozenen aanwijzen. Eenmaal deze eerste ronde afgelopen is zullen de namen van de gewone gekozenen doorstreept worden van elke lijst. Vervolgens gaat het bureau over tot een tweede individuele toewijzing van de lijststemmen die aan de orde van de voordracht ten goede komt; deze toewijzing geschiedt op dezelfde wijze als voor de gewone kandidaten.
Alle plaatsvervangers evenals hun volgorde en de voorlopige volgorde van de resterende niet verkozen kandidaten worden bepaald in functie van het aantal bekomen naamstemmen vermeerderd met de hen toegewezen lijststemmen bij deze tweede individuele toewijzing164.
Wanneer een effectief of plaatsvervangend lid van de werknemersvertegenwoordiging tijdelijk verhinderd is zijn mandaat uit te oefenen of wanneer het mandaat eindigt, zijn de vervangingsregels bedoeld in artikel 21165 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en in artikel 62166 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk van toepassing167:
- Indien een effectief lid tijdelijk verhinderd is, wordt hij/zij vervangen door een plaatsvervangend lid van zijn/haar lijst en categorie (zonder dat een bepaalde hirarchie in acht moet worden genomen bij de plaatsvervangers);
- Indien een effectief lid blijvend verhinderd is, wordt hij of zij vervangen door de plaatsvervanger van zijn of haar lijst en categorie die volgens de rangschikking in de notulen het hoogst staat, op voorwaarde dat deze nietgeselecteerde kandidaat gedurende een volledige periode van vier jaar beschermd is tegen ontslag (d.w.z. dat hij of zij voor het eerst nietgeselecteerde kandidaat is).
4.4.5 Afsluiten van het proces-verbaal Alle cijfers en verrichtingen die gediend hebben om over te gaan tot de verdeling van de mandaten en tot de aanwijzing van de gekozenen, moeten vermeld worden in het proces-verbaal onder de rubrieken ad hoc, alsook de namen van de gekozen gewone en plaatsvervangende kandidaten.
Het proces-verbaal moet ondertekend worden door al de leden van het bureau168.
163 Art. 67 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 164 Art. 67 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 165 Dit artikel werd ook gewijzigd door artikel 31 van de wet van 4 april 2019. 166 Dit artikel werd ook gewijzigd door artikel 31 van de wet van 4 april 2019. 167 Art. 79 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen zoals gewijzigd door de wet van 4 april
2019. 168 Art. 68, 1, van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
45
4.4.6 Statistische steekkaart De voorzitter moet een statistische steekkaart invullen die voorafgaandelijk werd overhandigd. Deze steekkaart wordt aangevuld door de werkgever voor de vermeldingen die tot zijn bevoegdheid behoren.
Ook deze steekkaart moet ondertekend worden door al de leden van het bureau.
4.4.7 Aanplakking van de uitslag Uiterlijk twee dagen na de sluiting van de kiesverrichtingen (dag Y + 2) wordt door de werkgever op dezelfde plaatsen als het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt of elektronisch terbeschikking stelt, een bericht aangeplakt met de uitslag van de stemming en de samenstelling van de OR en het CPBW. Dit bericht bevat de precieze namen van alle afgevaardigden van het personeel en alle afgevaardigden van de werkgever, zowel als de plaatsvervangers.
De berichten moeten aangeplakt blijven tot de 84ste dag na het resultaat van de stemming (Y + 86).169
Opgemerkt dient te worden dat de aankondigingen van de datum van de verkiezingen, de verkiezingskalender, de kiezerslijsten, de lijsten van kandidaten, de lijsten van leden van de stembureaus, de verdeling van de kiezers en de toezending van de aankondigingen tot de vijftiende dag na de bekendmaking van de verkiezingsuitslag blijven hangen. Alleen in geval van beroep moeten deze aankondigingen op verzoek van de werknemers ter beschikking worden gesteld tot de 84e dag na de bekendmaking van de verkiezingsuitslag. Deze beginselen zijn ook van toepassing wanneer aankondigingen elektronisch aan werknemers ter beschikking worden gesteld.
4.4.8 Na dag Y: beroepen tegen de verkiezingen Binnen de 13 dagen na de aanplakking van de uitslag van de stemming (Y + 15) kunnen de werkgever, de werknemers of de betrokken representatieve werknemersen kaderledenorganisaties beroep instellen met een verzoek tot gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van de verkiezingen of van de beslissingen van de procedure stop te zetten of een verzoek tot verbetering van de verkiezingsuitslag170 .
Na een eventuele nietigverklaring moet de nieuwe kiesprocedure beginnen binnen de drie maanden die volgen op de definitieve uitspraak van nietigverklaring.
4.4.9 Eerste bijeenroeping van de nieuwe OR of CPBW171 Als er geen beroep tot nietigverklaring van de verkiezingen, tot verbetering van de verkiezingsresultaten of tot nietigverklaring van de aanduiding van een werkgeversafgevaardigde werd ingesteld172, dan wordt de eerste vergadering van
169 Art. 45 van de wet van 4 december 2007 betreffende de sociale verkiezingen zoals gewijzigd door de wet van 4 april 2019.
170 Art. 78bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals ingevoegd door art. 23 van de Wet van 2 juni 2015.
171 Art. 81 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 172 Art. 78bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.
46
de OR of het CPBW gehouden uiterlijk binnen dertig dagen na het verstrijken van de beroepstermijn173. Indien wel beroep werd ingesteld, dan komt de eerste vergadering van de OR of het CPBW samen binnen de dertig dagen na de definitieve gerechtelijke beslissing tot geldigverklaring van de verkiezingen. Ondertussen blijft de oude OR of het oude CPBW zijn taken uitvoeren, tot de nieuwe OR of het nieuwe CPBW definitief is geworden. Opgemerkt dient te worden dat deze bepaling slechts van aanvullend recht is, daar het is toegestaan om een kortere termijn te voorzien in het huishoudelijk reglement174.
173 De Arbeidsrechtbank doet uitspraak uiterlijk binnen de 67 dagen na de aanplakking ingeval van een verzoek tot gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van de verkiezingen of van een beslissing tot stopzetting van de procedure, of een verzoek tot verbetering van de verkiezingsuitslag.
174 Art. 81 van de Wet van 4 december 2007.
47
5 De creatie van nieuwe functies
Artikel 24 van de wet van 2 juni 2015 wijzigde artikel 80 van de wet van 4 december 2007, dat het probleem oplost van het creren van nieuwe functies tussen het moment waarop de lijst van managementfuncties de definitieve status heeft gekregen en het moment waarop de verkiezingsuitslag wordt bekendgemaakt. De lijst kan worden aangepast na de datum van bekendmaking van de verkiezingsuitslag. Daartoe moet de werkgever bij de ondernemingsraad of het CPBW een schriftelijk voorstel indienen om de lijst aan te passen, vergezeld van de namen van de personen die deze managementfuncties uitoefenen. De laatste maakt zijn opmerkingen binnen een maand aan de werkgever kenbaar.
De werkgever stelt vervolgens de ondernemingsraad of het CPBW schriftelijk in kennis van zijn beslissing en plaatst deze in de gebouwen van de onderneming op de plaats voorzien in artikel 15 van de wet van 8 april 1965 tot vaststelling van het arbeidsreglement. Binnen zeven dagen na de verzending van de beslissing kan onder dezelfde voorwaarden als die van artikel 12 bis tegen de beslissing beroep worden ingesteld. Dit besluit wijzigt de lijst van managementfuncties zoals omschreven in de in artikel 12 bedoelde aankondiging; deze aankondiging wordt bewaard tot de volgende verkiezingen op de plaats waar het arbeidsreglement van de vennootschap wordt bewaard.
6 Gelijkheid en evenredige vertegenwoordiging op lijsten
Artikel 29 van de wet van 4 december 2007 voorzag reeds in bijzondere aandacht voor een maximale vertegenwoordiging van de verschillende sectoren van de onderneming op de lijsten van kandidaten, maar ook voor de vertegenwoordiging van de werknemers in verhouding tot hun respectieve belang binnen elke categorie werknemers.
De wet van 4 april 2019 tot wijziging van artikel 29 van de wet van 4 december 2007 bepaalt nu dat de ondernemingsraad, of bij gebrek daaraan de vakbondsafvaardiging, na elke sociale verkiezing, van de werkgever een overzicht ontvangt van de verhouding tussen de mannelijke en vrouwelijke kandidaten die op elke definitieve lijst staan en een verhouding tussen de mannelijke en vrouwelijke verkozenen in de ondernemingsraad en de CPBW.
Daarom moet de werkgever deze analyse indienen en bespreken binnen 6 maanden na de bekendmaking van de verkiezingsuitslag om te komen tot een equivalente verhouding van vrouwen en mannen op de lijsten als de verhouding tussen vrouwen en mannen die in het bedrijf werken.
De FOD WASO zal ook een statistische analyse uitvoeren van de verhouding tussen de voorgestelde mannelijke en vrouwelijke kandidaten en de mannelijke en vrouwelijke gekozen vertegenwoordigers. Deze analyse zal vervolgens naar de Nationale Arbeidsraad worden gestuurd voor mogelijke aanvullende maatregelen om te komen tot een billijke verhouding tussen gekozen vrouwen en mannen. Dit advies van de Nationale Arbeidsraad zal binnen 6 maanden na de publicatie van de resultaten van de sociale verkiezingen worden verstrekt. De werkgever heeft daarom de plicht om deze ratio's na elke sociale verkiezing te communiceren.
7 Verwerking van persoonsgegevens (GDPR/AVG)
Gedurende het gehele verkiezingsproces zullen werkgevers gebruik maken van computergegevensregisters die persoonlijke gegevens bevatten. Dit betekent dat werkgevers zich moeten houden aan de regels die in de AVG zijn vastgelegd.
48
Aanbevolen wordt het AVG-register aan te vullen met de gegevens die worden bijgehouden voor sociale verkiezingen, waaronder lijsten van leidinggevend en uitvoerend personeel, kieslijsten, kiesbureaus, lijsten van kandidaten en verkiezingsrapporten. Voor al deze gegevens zal het nodig zijn (i) om de noodzaak ervan te rechtvaardigen (d.w.z. de naleving van de wet op de sociale verkiezingen), (ii) om de termijn voor het bewaren van deze gegevens te rechtvaardigen (deze termijnen zijn over het algemeen wettelijk voorgeschreven) en (iii) om de kanalen voor het doorgeven van deze gegevens te beveiligen (wanneer de verspreiding van deze gegevens wettelijk verplicht is).
*
49
BIJLAGE I
X 60
Schriftelijke aankondigingen door werkgever i.v.m.: - bepaling van de TBE - aantal
personeelsleden per categorie - functies van het leidinggevend personeel - functies van kaderleden (indien van toepassing) - bepaling van dag X en van dag Y
X 35
Schriftelijke mededelingen van de beslissingen van de werkgever i.v.m.: - aantal TBE's - functies van het
leidinggevend personeel - functies van kaderleden
(indien van toepassing)
Procedure Sociale Verkiezingen (150 dagen) belangrijke data
X
Aankondiging datum sociale verkiezingen
Aanplakking door OR, CPBW, of bij ontstentenis, door de werkgever van: - datum en uurregeling van de verkiezingen - adres en benaming van de betreffende TBE's - aantal mandaten per orgaan en per categorie - voorlopige kiezerslijsten* - lijst van de leden van het leidinggevend
personeel* - lijst van de kaderleden* (indien van
toepassing) - data die uit de verkiezingsprocedure
voortvloeien - persoon of dienst belast met het versturen of
ronddelen van oproepingsbrieven - beslissing aangaande elektronisch stemmen
(facultatief)
(*) of de plaatsen waar deze geconsulteerd kunnen worden
X + 40 Aanplakking door de
werkgever van de kandidatenlijsten
X + 56
X + 80
Uiterste datum overhandiging oproepingsbrieven en aanplakking bericht dat aanduidt dat overhandiging van de brieven heeft plaatsgehad
X + 77
Afsluiten van de kandidatenlijsten en opmaken van de stembiljetten
Y+2
Aanplakking van de uitslagen en
samenstelling van de organen
Aan te plakken tot Y+86!
Y+1
Afsluiting van de kiesverrichtingen
Aanplakking door de werkgever van
de eventueel gewijzigde
kandidatenlijsten
Y
Dag verkiezingen en stemopneming
Consultatie OR, CPBW, of bij ontstentenis, vakbondsafvaardiging i.v.m.: - aantal TBE's - functies van het leidinggevend
personeel - functies van de kaderleden (indien
van toepassing)
X 30
Begin van de occulte periode
X + 35
Indienen van de kandidatenlijsten door
de representatieve werknemers- en kaderorganisaties
X + 60
Aanplakking door OR, CPBW, of bij ontstentenis, door de werkgever van: - samenstelling van de
stembureaus - indeling van de kiezers per
bureau
Y + 25
Einde bewaringsperiode van documenten die gediend hebben voor de verkiezingen (ingeval van beroep in kennisstelling bevoegde rechtbank van de documenten)
BIJLAGE II
Beroepsmogelijkheden Sociale Verkiezingen
Onderwerp beroep
Beroep tegen beslissingen van de werkgever bekendgemaakt op dag X35 (of bij gebreke hieraan) Beroep tegen beslissingen (of bij afwezigheid van beslissing) na het aantekenen van bezwaren m.b.t.:
- voorlopige kiezerslijsten - de vaststelling van het aantal mandaten
per orgaan en per categorie - de lijst van het leidinggevend personeel - de lijst van de kaderleden Beroep tegen kandidatenlijsten - in afwezigheid van voorafgaande klacht
Beroep tegen kandidatenlijsten - in geval van voorafgaande klacht
Beroep betreffende - gehele of gedeeltelijke vernietiging van verkiezingen - betwisting inzake beslissing de procedure stop te zetten - verzoek tot verbetering van de resultaten van de verkiezingen - hypothese waarbij de werkgeversvertegenwoordigers geen leidinggevende functie zouden hebben
- - - -
-
- - - - - -
Verzoeker
betrokken werknemers betrokken werknemers- en kaderorganisaties betrokken werknemers betrokken werknemers- en kaderorganisaties
werkgever
werkgever betrokken werknemers betrokken werknemers- en kaderorganisaties werkgever betrokken werknemers betrokken werknemers- en kaderorganisaties
Introductiedatum
Tussen X-35 en X-28 Tussen X+14 en X+21
Tussen X+47 en X+52 (verkorte termijn!) Tussen X+56 en X+61
Ten laatste Y+15
Datum beslissing Arbeidsrechtbank
Binnen de 23 dagen na ontvangst van het beroep, d.i. tussen X-28 en X-5
Binnen de 7 dagen na ontvangst van het beroep, d.i. tussen X+21 en X+28
Beroep
Geen beroep noch bezwaar mogelijk
Geen beroep noch bezwaar mogelijk
Binnen 14 dagen na ontvangst van het beroep, d.i. tussen X+52 en X+66 Binnen 14 dagen na ontvangst van het beroep, d.i. tussen X+61 en X+75
Geen beroep noch bezwaar mogelijk
Geen beroep noch bezwaar mogelijk
Ten laatste Y+69
Beroep dient ingesteld binnen de 15 dagen na de betekening van het vonnis van de Arbeidsrechtbank. Het Arbeidshof beslist binnen de 75 dagen na uitspraak van de Arbeidsrechtbank (hetzij ten laatste Y+144)