KiFiD: de rente moet niet de driemaands Euribor volgen, maar de driemaands gemiddelde marktrente voor doorlopende kredieten voor consumenten.

Het KiFiD heeft op 21 januari 2019 in hoger beroep een tweetal belangrijke uitspraken gedaan over de door Crédit Agricole toegepaste hoge rentes voor consumentenkredieten, door sommigen wurgkredieten genoemd.

Eerder had het KiFiD middels de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening geoordeeld dat, nu de wijze waarop de rente bij variabele rentes van consumentenkredieten zal worden aangepast niet duidelijk was uitgelegd, de meest gunstige uitleg moet worden gevolgd, hetgeen neerkwam op het volgen van de driemaands Euriborrente vermeerderd met een vaste opslag. Ter verduidelijking moet worden opgemerkt dat in de regel bij een doorlopend consumentenkrediet de rente uit een vaste opslag en een variabel rentepercentage bestaat.

Door Crédit Agricole in rekening gebrachte variabele rentes vertoonden schrikbarende verhogingen tot zo’n 14%. In de zaak De Graauw werd beslist dat nu de uitleg over de wijze waarop de rente zou worden gewijzigd ontbrak en daardoor onduidelijk was, maar in brochures (onder meer op internet) stond dat als de rente wijzigde de rente van het krediet van de consument meewijzigde, kon worden afgeleid dat de marktrente moest worden gevolgd en dat daarbij de meest gunstige uitleg moest gelden. Als meest gunstige uitleg gold de driemaands Euriborrente.

In de Europese Richtlijn 93/13 is namelijk bepaald dat een beding waarover niet onderhandeld is en eenzijdig is vastgesteld steeds duidelijk en begrijpelijk moet zijn opgesteld. Ingeval van twijfel over de betekenis van een beding geldt de voor de consument meest gunstige uitleg.

Het rentewijzigingsbeding is onduidelijk, omdat niet blijkt op grond van welke criteria en onder welke omstandigheden de variabele rente wordt gewijzigd.

Deze onduidelijkheid was zowel het uitgangspunt in de beslissing van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening als in de beslissing van heden van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening van het KiFiD.

In beroep oordeelde het KiFiD dat gelet op het kredietcontract en de algemene voorwaarden de bank de bevoegdheid had om de kredietvergoeding te wijzigen, maar het ging om hetgeen de consument op basis van de overeenkomst redelijkerwijs mocht verwachten. Is dat niet duidelijk en is het rentewijzigingsbeding niet duidelijk dan behoren de bepalingen van het rentebeding in het nadeel van de bank te worden uitgelegd en moet worden gekozen voor de uitleg die voor de consument het gunstigste is (zie artikel 5 van de Richtlijn 93/13/EEG en in de Nederlandse wetgeving artikel 6:238 lid 2 BW). Geconcludeerd werd dat de bank geen informatie heeft verstrekt over de samenstelling en opbouw van de kredietvergoeding en de consument evenmin heeft geïnformeerd over de concrete omstandigheden waaronder zij van haar wijzigingsbevoegdheid gebruik zou maken. Nu er onduidelijkheid bestond mocht de consument in ieder geval verwachten dat de kredietvergoeding de ontwikkelingen in de markt zou volgen. De consument mocht erop vertrouwen dat de rente op hun doorlopend krediet de beweging zou volgen van de marktrente op doorlopende kredieten voor consumenten. Een en ander tenzij de consument vooraf door de bank veel nauwkeuriger was geïnformeerd over de wijze waarop de rente zou worden gewijzigd. De bank is derhalve verplicht de gemiddelde rente op doorlopende kredieten voor consumenten te volgen. Vanaf juni 2010 kan deze worden gevonden door raadpleging van gegevens die beschikbaar zijn op de website van De Nederlandse Bank. Het komt er ten slotte dus op neer dat de vaste opslag moet worden berekend en vervolgens de renteverhogingen en rentedalingen moeten worden gevolgd op basis van de gemiddelde rente. Dit wil nog niet zeggen dat de marktrente van dag tot dag moet worden aangepast, maar een aanpassing per kwartaal werd door de Commissie van Beroep redelijk geacht.

De uitkomst van deze procedure bij het KiFiD in hoger beroep is enerzijds positief, maar geeft minder houvast en minder voordeel dan ingeval de Euriborrente wordt gevolgd.

Interbank (een van de Crédit Agricole banken) heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de KiFiD-uitspraak en de gemiddelde rente in haar compensatievoorstel te willen opnemen.

Ik zie echter een aantal bezwaren.

Met name de laatste jaren is er sprake van toenemende consumentenbescherming, ook bij het sluiten van contracten aangaande financiële producten. Deze bescherming is het gevolg van Europese wetgeving en Europese rechtspraak. Europese rechters hebben al beslist dat uit een wijzigingsbeding moet volgen onder welke omstandigheden en volgens welk mechanisme de wijziging plaatsvindt en dat de consument-leningnemer daarover op voorhand, dus voordat hij het contract sluit, moet worden geïnformeerd. Als dat niet het geval is kan het wijzigingsbeding ongeldig zijn.

De gemiddelde rente in de markt, die het KiFiD nu dus in zijn uitspraken volgt, weerspiegelt de wijze waarop de kredietaanbieders op de relevante kredietmarkt omgaan met de actuele ontwikkelingen die van belang zijn voor het bepalen van de hoogte van de kredietvergoeding. Die ontwikkelingen betreffen niet alleen de Euribor-tarieven, maar ook andere factoren, zoals liquiditeitsopslagen, kapitaaleisen, risk based pricing of concurrentieoverwegingen. De vraag is echter, of al die andere factoren voor de consument bij het aangaan van de overeenkomst wel voldoende duidelijk waren, om ze achteraf door te mogen berekenen.

Als bezwaar tegen het vaststellen van de gemiddelde rente voor doorlopende kredieten kan daarnaast worden aangevoerd dat Crédit Agricole bestaat uit ten minste acht banken. Deze banken zullen in het verleden nagenoeg dezelfde hoge rentes hebben toegepast, zodat de gemiddelde rentevoet door toedoen van Crédit Agricole zelf hoog werd gehouden, juist omdat er daarnaast maar een paar grote banken zijn die consumentenkredieten aanbieden (ING, ABN AMRO en Rabobank). De gemiddelde rente wordt daardoor negatief hoog gehouden door Crédit Agricole. Bij het vaststellen van de gemiddelde rente mogen de rentes van de Crédit Agricole-banken mijns inziens niet meewegen bij het vaststellen van het gemiddelde.

Last but not least kan men bedenken dat de meest gunstige uitleg van een onduidelijk beding voor de consument niet is de gemiddelde rente, maar de driemaands Euriborrente. Indien uitgegaan wordt van de voor de consument meest gunstige uitleg van het rentewijzigingsbeding zou dus de Euriborrente moeten gelden.

Bij de civiele rechter kunnen deze standpunten nog worden bepleit. De gewone burgerlijke rechter is niet aan de uitspraken van het KiFiD gebonden.